Het witte kerkje op It Súd

Merk 4
8711 CL Workum
tel. 0515 - 54 12 31










Het witte kerkje op It Súd
400 jaar baptisme.

Minte de Jong

Het witte kerkje op It Súd

Het jaar 2009 werd door de Europese Baptisten Federatie aangegrepen om het jubileum van 400 jaar baptisme te vieren. Dit feest vond eind juli 2009 plaats in Amsterdam, want daar werd de eerste baptistengemeente gesticht. Het Nederlandse baptisme ontstond ruim twee eeuwen later in het Drentse Gasselter-Nijveen. Al vrij snel daarna ontstonden er ook baptistengemeenten in Friesland, waaronder die van Workum. Dit artikel gaat over het ontstaan van het baptisme, het begin van het baptisme in Nederland, in Friesland en in Workum. Tenslotte vertel ik ook nog iets over de ervaringen die ik opdeed tijdens mijn bezoeken aan het kleine witte kerkje op it Súd.

De baptisten (van het Griekse woord baptistès = doper) vormen een rechtzinnig calvinistische geloofsgemeenschap. Zij verwerpen de kinderdoop. Alleen degenen, die in het openbaar getuigenis afleggen van hun geloof in Jezus Christus als hun Verlosser en Zaligmaker, worden gedoopt en toegelaten als lid van de gemeente. Kinderen worden dus niet gedoopt, wel worden ze kort na hun geboorte in het midden van de gemeente aan Jezus Christus opgedragen Qua geloof en belijden lijkt het baptisme veel op het gereformeerde uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. De baptisten hebben echter geen vast omschreven, tot in vele paragrafen uitgewerkte, geloofsbelijdenis. Zij hebben bezwaar tegen te grote gemeenten, waarin men elkaar niet meer kent en verdrinkt in de massa. Gemeenschapszin staat bij hen dan ook hoog in het vaandel Te grote gemeenten worden daarom bij voorkeur gesplitst. Baptistengemeenten zijn autonoom en kennen geen hogere bestuurslaag.


Vierhonderd jaar geleden.

Een groep Engelsen, onder leiding van John Smyth, vluchtte in het begin van de 17de eeuw, om het geloof, naar Amsterdam. Zij zochten naar een vrij en zuiver geloof, maar kregen daarvoor niet de ruimte binnen de staatskerk van Engeland. Enkelen van hen kwamen zelfs in de gevangenis terecht. John Smyth zocht in Amsterdam contact met de Waterlandse Doopsgezinden (één van de vele richtingen die de doopsgezinden in die tijd kenden). Bij hen trof hij veel overeenkomsten in geloof aan. Hij en nog enkele anderen sloten zich na enige tijd dan ook aan bij deze doopsgezinden. De overige groepsgenoten vonden dat de doopsgezinden te licht dachten over de erfzonde. Ook het niet dragen van de wapenen en de "wereldmeiding" (niet in overheidsdienst) stond hen niet aan. Ik denk dat de reeds genoemde verbrokkeling van de doopsgezinde kerk daaraan zeker ook heeft bijgedragen. Zij keerden terug naar Engeland en stichtten daar de eerste baptisten gemeenten. Spoedig verbreidde de beweging zich door heel Groot-Brittannië. Een bekende Engelse baptist is John Bunyan, de auteur van het wereldberoemde boek "De Christenreize naar de eeuwigheid". De baptisten verspreidden zich ook naar de nieuwe wereld. In Amerika vormen zij tegenwoordig één van de grootste kerkgenootschappen met ca. 20 miljoen leden Bekende baptisten hier waren en zijn Martin Luther King en John D. Rockefeller, Jimmy Carter en Al Gore. In het begin van de 19de eeuw zijn ook de eerste baptistengemeenten in Duitsland opgericht.


De opkomst van het baptisme in Nederland.

De bekende Friese theoloog en schrijver Dr. Geert.Aeilco Wumkes begint zijn indrukwekkende werk (1912) over de opkomst en vestiging van het baptisme in Nederland met de volgende woorden.

"Het Nederlandsche Baptisme is een plant van eigen bodem. Het schoot op uit de dorre aarde van het geestelijk arme Drenthe. Als een nietig heidestruikje scheen het bestemd spoedig te verdwijnen. Doch het dreef telkens nieuwe loten uit en besloeg niet onnut de aarde. Het werd door stormvlagen geteisterd, door oosten- en westenwinden gebogen, door innerlijke tweespalt uiteengereten, maar aan zijn Nederlandschen oorsprong, aan zijn eigen aard en wezen bleef het getrouw. Het brak zich baan in het gemoed van een man, die de onpersoonlijkheid en plichtmatigheid der volksreligie moede, met hartstocht een vrije, zuivere gemeente zocht, naar apostolisch ideaal, rijk aan persoonlijk geloof en broederlijken gemeenschapszin. Deze man was Dr. Johannes Elias Feisser te Gasselter-Nijveen, wiens levensgeschiedenis de eerste bladzijde vormt der historie van het Nederlandsche Baptisme".

Op zondag 3 maart 1839 doet dominee Feisser zijn intrede in de hervormde gemeente van Gasselter-Nijveen. In Franeker, zijn vorige gemeente, waren hem zijn nog jonge vrouw en twee van zijn kinderen door de dood ontvallen. In diezelfde tijd raakte hij ook blind aan zijn rechter oog. Bij dit alles gaf zijn geloof hem zo weinig steun, dat hij zijn ambt neerlegde en als een gebroken man naar zijn ouderlijk huis terugkeerde. In 1839 was hij weer zover hersteld, dat hij in zijn nieuwe gemeente zijn intrede kon doen. Hij wierp zich met grote ijver op de studie van het Nieuwe Testament, ontmoette daarbij de levende Christus, gaf zich met al zijn zonden en zorgen aan Hem over, en werd een nieuw mens. De gemeente te Gasselter-Nijveen trad de nieuwe dominee aanvankelijk vriendelijk en met achting tegemoet. Hij preekte voor volle kerken, de catechisaties werden druk bezocht en veel jonge mensen deden belijdenis van hun geloof. Het leek allemaal zo mooi. Toch vond Feisser nauwelijks echte Christenen in zijn gemeente. Zijn preken werden allengs rechtzinniger. Zo lang het bij preken bleef, kon men het nog wel verdragen, en zag men de sympathieke prediker veel door de vingers. Maar conflicten bleven niet uit. Hij ondernam een eerste poging tot zuivering van "dode leden" binnen de kerkenraad. Dat mislukte. Een tweede conflict ontstond rondom de dorpsschool en de meester. Dit conflict liep zo hoog op, dat het voor Feisser onmogelijk was het avondmaal te bedienen en hij verzocht een collega uit de buurt voor hem waar te nemen. Een derde conflict was met de kerkvoogdij, die volgens Feisser uit zuinigheid en bekrompenheid, weigerde de kerk te vergroten, hoewel velen, vooral in de winter, tevergeefs naar een zitplaats zochten.

Feisser gaat ook anders over de kinderdoop denken. Cruciaal in deze was ongetwijfeld het volgende voorval. Op een dag komt een gemeentelid bij Feisser en vraagt hem zijn kind te dopen. Feisser vraagt: "Waarom is dit uw verlangen?". Het gemeentelid antwoordt: "Omdat het overal geschiedt en dit ook hier in de gemeente gebruikelijk is". "Kunt gij de vragen van het doopformulier naar waarheid met ja beantwoorden?" vraagt Feisser. "Neen, volstrekt niet.", is het antwoord. Feisser vraagt vervolgens: "Acht gij den doop van eenig belang voor de ziel van uw kind?" "Neen, maar het zal toch gedoopt worden". Met deze woorden vertrekt het gemeentelid. Het kind wordt door Feisser niet gedoopt!. Ik denk dat dit voorval Feisser tot de overtuiging heeft gebracht om alleen nog aan volwassenen, nadat zij getuigd hebben van hun geloof, de doop te bedienen. Op 19 december 1843 wordt dominee Feisser afgezet uit zijn ambt, dit "wegens stellige weigering van een gedeelte van zijn dienst (avondmaal en kinderdoop) en het stichten van ergernis en wanorde". Slechts weinigen van de hervormde kerk van Gasselter-Nijveen volgen Feisser. Wumkes schrijft daarover: "Hij, die voor honderden gesproken had en gevierd was en geliefd, diende nu des zondags slechts een handvol getrouwen, in een vertrek van zijn schamele woning, met het Woord".

Zo verstreek ongeveer een half jaar, toen het gerucht van Feisser's afzetting de baptistengemeente te Hamburg bereikte. In november 1844 melden zich enkele vooraanstaande leden van deze gemeente bij Feisser om kennis met hem en zijn opvattingen te maken. Feisser had toen nog nooit van baptisten gehoord!. Het bezoek van de Duitse baptisten had grote gevolgen. Ergens in mei 1845 maken zich zeven mensen, waaronder Johannes Elias Feisser, gereed om de doop te ontvangen. De doop vindt plaats in een veenvaart en wordt bediend door Julius Köbner, van de Hamburgse baptistengemeente. Daarmee was de eerste gemeente van gedoopte Christenen, de eerste baptistengemeente, in Nederland een feit.

Terwijl te Gasselter-Nijveen dominee en gemeente scherp tegenover elkaar stonden, had te Zutphen een niet minder pijnlijke confrontatie plaats tussen de kleine doopsgezinde gemeente en haar voorganger, dominee Jan de Liefde. Wie in zijn kinderjaren de zondagsschool heeft bezocht, kent ongetwijfeld nog:
Klokje klingt
Vogel zingt,
Iedereen op zijne wijs…
En ook:
Er gaat door alle landen
Een trouwe kindervriend…
De dichter van deze versjes was dominee Jan de Liefde.…

De doopsgezinde gemeente van Zutphen was erg vrijzinnig. Zij geloofde niet in de goddelijkheid van Christus!! De prediking van De Liefde was van geheel andere aard dan de Zutphense doopsgezinden gewend waren. Men verweet De Liefde geen Mennist (doopsgezind) te zijn, maar Gereformeerd Ergens zegt hij: "En of ik nu al met Menno Simons zijn Opera Omnia onder mijn arm zonneklaar aantoonde, dat die hervormer wel degelijk geleerd had zoals ik predikte, het hielp allemaal niet". In de herfst van 1843 was De Liefde ook in contact gekomen met Feisser. De brochure van Feisser over de kinderdoop, waarmee De Liefde als doopsgezind predikant van harte instemde, doet ook hem naar de pen grijpen en schrijft op zijn beurt ook een brochure tegen de kinderdoop. Kort nadien ontstond er ook een baptistengemeente in Zutphen. Van grote betekenis is de evangelistenschool van De Liefde geweest. Een aantal van zijn leerlingen heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan en de uitbreiding van baptistengemeenten in Nederland.

Vandaag de dag telt de baptistengemeenschap Nederland ongeveer 12.000 gelovigen.

De preekstoel in het witte kerkje op it Súd
De opkomst van het baptisme in Friesland.

De eerste baptistengemeente in Friesland was in Franeker. Dr. Wumkes zegt daarover in zijn boek: "Zij dankt haar ontstaan aan den arbeid van Peter Johannes de Neui, die langs wonderbare wegen uit zijn Oostfriesche vaderland naar Friesland, tusschen Flie en Lauwers, geleid werd". De Neui was op 8 februari 1850 in het Zijldiep te Weener (Dld) gedoopt. Reeds dadelijk na zijn doop ontpopte hij zich als een ijveraar voor het evangelie. Van 1852 tot 1864 werkte hij met grote zegen in zijn vaderland, in het bijzonder in Oost Friesland. In het voorjaar van 1864 komt De Neui naar Franeker. Daar had zich reeds een kring van gelovigen gevormd. Op maandagavond 25 april 1864 doopt De Neui in de stadsgracht van Franeker, de eerste vier baptisten in Friesland. Ook in de wijde omgeving van Franeker trekt De Neui er op uit. Wumkes zegt van De Neui dat zijn ijver geen grenzen kende: "Hij predikte des zondags twee à drie maal en vrijwel elke avond in een nabijgelegen plaats". Geen wonder dat men ook in Workum hoorde van deze begenadigde prediker, calvinist in hart en nieren. Wumkes zegt verder: "toen De Neui een bedevaart deed naar het kerkje van Menno Simons te Witmarsum en het diep betreurde dat de geest van deze man niet meer de doopsgezinde gemeenten bezielde, verblijdde hij zich in de gedachte, dat de geest des Heeren te Franeker nieuwe dingen wrocht, die als een voortzetting en een aanvulling van Menno's werk mochten beschouwd worden".

Voormalige apothekerswoning - De herberg van Jellema

Het baptisme in Workum.

Het was de "koedokter" Bouke Haagsma die De Neui uitnodigde om in Workum te komen spreken. Op 1 augustus 1866 is de herberg van Jellema eivol. Maar als De Neui wil beginnen, wordt hem dit door de politie, op gezag van de burgemeester, verboden. In de herberg zaten veel meer mensen dan de 19 die volgens de wet geoorloofd waren. Alleen die wet was al lang vervallen, en dat wist De Neui. Doch de burgemeester, die er later bijgehaald werd, houdt voet bij stuk, de dienst gaat niet door. Toen werd De Neui vervult van heilige toorn en zegt tot de burgemeester: "Ik stel u voor God verantwoordelijk wegens uw vijandschap tegenover Zijn Evangelie. Ik zal u voor God aanklagen over de zielen, die wegens de verstoorde prediking van dezen avond in de hel komen….". Drie weken later, als De Neui weer in Workum komt, wordt hem geen strobreed meer in de weg gelegd. De herberg van Jellema *) stond op it Noard nr.16 (wijk A100), de voormalige apothekerswoning. Er werd nu ook afgesproken geregelde samenkomsten te houden. De eerste jaren werden deze gehouden in het huis van Bouke Haagsma (wijk B 94 = Súd 103). Toen het huis, wegens de grote belangstelling, te klein werd, vond men onderdak in de wagenmakerij van Dirk Jans Driebergen (wijk F 7 = Súd 134). Vanaf 1876 vergaderde men in het huis van de koopman Hendrik de Vries (wijk C 12 = Súd 106 "De Smidte"). Ulbe Zwolsman, de bekende scheepsbouwer, heeft op het eind van de 19de eeuw ook een belangrijke rol gespeeld als leider van de zondagsschool. Op 30 april 1898 scheidt de baptistengemeente van Workum zich af van haar moedergemeente te Franeker en wordt daarmede een zelfstandige gemeente. In 1900 wordt een nieuw lokaal betrokken. Hierin wordt ook een waterbassin aangebracht en op 10 februari 1901 vindt de eerste doopplechtigheid in Workum plaats. Daarvoor gebeurde dat in Makkum. Waar dit lokaal heeft gestaan, weet ik niet. Op 21 november 1904 tekenen een drietal broeders de koopakte voor "eene burgerhuizinge met tuin". Zes jaar later wordt deze "huizinge" omgebouwd tot kerk Het krijgt de naam "BETHEL", hetgeen betekent "Huis van God".

*) Het is bekend dat zich hier in de tweede helft van de 19de eeuw een herberg genaamd "Het wapen van Friesland" bevond. Op 5 mei 1866 vestigde zich hier Pieter Minnes Jellema. In het bevolkingsregister staat geen beroep genoemd. Of Jellema hier toen een herberg is begonnen, heb ik niet kunnen nagaan. Er was in die tijd nog een andere Jellema in Workum: Murk Johannes Jellema, deze woonde op het Súd (wijk C 52 = Súd 28) en was van beroep barbier.

Brief - Bouwaanvraag voor het witte kerkje op it Súd


Het witte kerkje op it Súd.

In 2007 was er een doopbediening in het witte kerkje op het Súd. Uit pure nieuwsgierigheid ging ik er heen. Het kerkje is tjokvol. Vlak voor aanvang van de dienst komt er nog een man binnen in motortenue en met de helm onder de arm. Die zal wel van ver zijn gekomen, dacht ik. De dopeling is een jong meisje, van een jaar of veertien, schat ik. In de gereformeerde kerk die ik nog van vroeger ken, werd een lang formulier voorgelezen waarop dan ja gezegd moest worden. Hier geen formulier. Het meisje legt een getuigenis af van haar geloof in Christus. Ik vond dat heel dapper en heb haar dat na afloop van de dienst ook gezegd. Dan vindt de doopbediening plaats. Voor in de kerk bevindt zich het waterbassin. . Normaal zit dit onder de preekstoel. De dopeling, de voorganger en een ouderling dalen af in het bassin De dopeling stelt zich tussen de twee mannen op en wordt daarna door hen langzaam achterover onder water gedompeld. Enkele weken geleden, toen ik een baptistendoop voor de televisie zag, ging het er wel wat ruiger aan toe. Daar werd een dopeling min of meer onder water gesmeten.

Een paar weken geleden was ik weer in het witte kerkje op het Súd. Het kerkje was slechts half vol. Vlak voordat de voorganger, broeder Tamminga uit Makkum, zijn plaats voor in de kerk inneemt, komt ook weer de man in motortenue binnen, ook nu weer met de helm onder de arm. Naast mij zingt een vrouw met heldere stem de opwekkingsliederen. Enkelen heffen de armen omhoog tijdens het zingen. Broeder Tamminga, een begenadigd prediker, houdt een gloedvolle preek over een tekst uit Nehemia. Zelfs ik luisterde hier met veel aandacht naar. Ik waande mij terug in mijn jongelingsjaren in de gereformeerde kerk van Drachten. Geen verschil in geloof kon ik ontdekken. Na afloop van de preek is er avondmaal. Tot slot stelt iedereen zich in twee gelederen in het gangpad op (met de gezichten naar elkaar toe). Men geeft elkaar de hand en zingt het slotlied. Door de vrouw naast mij wordt ik ook in het gelid geduwd. De voorganger knikt mij bemoedigend toe.



Links:
Baptistengemeente Workum
Baptistenkerk It Heidenskip