Het gemeentebestuur van Workum in vroeger tijden |
Merk 4
8711 CL Workum
tel. 0515 - 54 12 31
|
![]() |
Het gemeenbestuur
van Workum
in vroeger tijden
|
|
Minte de Jong
|
|
![]() |
![]() |
24 november aanstaande (20110 gaan we een nieuwe gemeenteraad kiezen. Deze keer niet voor Nijefurd maar voor de nieuwe gemeente Súdwest Fryslân. De gemeente Nijefurd is in 1984 ontstaan uit een samenvoeging van de gemeenten Stavoren, Hindeloopen, Hemelumer-Oldeferd (hoofdplaats Koudum) en Workum. Voor die tijd was Workum altijd een zelfstandige gemeente geweest met een eigen bestuur. Hoe dat bestuur door de eeuwen heen was samengesteld, hoe het werd gekozen en wat haar bevoegdheden waren, daarover gaat dit artikel.
![]()
Gravure Albrecht van Beieren Albrecht van Beieren
Rijksmuseum Amsterdam
1399 - 1498. Er is tamelijk veel bekend over het bestuur van de stad Workum. De oudste schriftelijke bron is die van het stadsrecht van 1399. Volgens dit recht werd het stadsbestuur gevormd door een `scout', zeven `scepenen' (van het middelnederlands sceppen = in orde brengen) en vier 'raetsluden'. Vóór die tijd zal Workum ongetwijfeld ook bestuurd zijn geweest, maar daarover is niets met zekerheid bekend. Het einde van de 14de eeuw en het begin van de 15de eeuw was voor Friesland een roerige tijd. Holland voerde oorlog tegen Friesland, de zogenaamde Beierse oorlog. Deze oorlog was voor een belangrijk deel een revanche voor de verloren slag bij Warns, waar graaf Willem IV van Holland was gesneuveld. De oorlog tegen de Friezen werd gevoerd door Albrecht van Beieren (hertog van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland) en diens zoon Willem VI van Beieren (hertog van Beieren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland; ook bekend als graaf van Oostervant). De oorlog begon in 1396 met een landing op de zuidkust van Friesland. Daarbij werd alleen de stad Stavoren veroverd. De oorlog verplaatste zich daarna naar de Zuiderzee waar beide partijen op grote schaal zeeroverij pleegden. In 1398 landde er opnieuw een grote Hollandse troepenmacht op de zuidkust van Friesland. Nu hadden de `Hollanders' meer succes: Oostergo en Westergo (oude politiek-geografische benaming voor het noordwesten resp. het noordoosten van Friesland) accepteerden Albrecht als hun heer. Met de Friese vrijheid leek het gedaan. Toen kregen ook "onse goede lude van Woudrichem" stadsrechten (19 april 1399). Elf jaar geleden hebben we dat nog uitbundig gevierd. Zoals hiervoor reeds vermeld, kreeg Workum in 1399 een bestuur bestaande uit een schout, zeven schepenen en vier raadsleden. De schout was de vertegenwoordiger van Albrecht van Beieren; hij (de schout) koos elk jaar op 30 april de schepenen. Behalve met de rechtspraak waren schout en schepenen ook belast met wetgeving. Nadrukkelijk wordt ook genoemd de regeling voor de waterstaat: `So sullen onse scout ende scepen koeren (wetten) moghen legghen ende maken up alle inyghe diken ende waterganghen bynner der vriheit ende den ambacht van Woudrichem, ende dair up boeten legghen, ende die te scouwen'. De raadsleden werden elk jaar op 1 mei gekozen door schout, schepenen én `die ghemeen poorters van Woudrichem'. Haar taak lag op het gebied van de financiën. Friesland was in die tijd rechtens nog een vetemaatschappij, dat wil zeggen dat vijandschap tussen families naar aanleiding van doodslag, verwonding of belediging, zaken van bloed en eer dus, werden beslecht door een openlijke confrontatie tussen de betrokkenen. Iedere vrije man had het recht zijn `eer' en zijn belangen te verdedigen door het gebruik van of de dreiging met geweld. Het fundament van het stadsrecht bestond uit de stadsvrede, d.w.z. de door het recht beschermde rust binnen haar grenzen en de door het recht beschermde solidariteit tussen de burgers..De stadsvrede hield de uitsluiting van de vete in. De belangrijkste taak van schout, schepenen en raad was dan ook het handhaven van deze stadsvrede. "Ferd" en "furd" in Oldeferd en Nijefurd betekent vrede in bovenstaande zin. Al in 1400 kwam er een einde aan het bewind van Albrecht van Beieren, alleen in Stavoren kon hij zich handhaven. Waarschijnlijk bleef de samenstelling van het stadsbestuur gedurende de gehele vijftiende eeuw gehandhaafd (8 schepenen en 4 raadslieden). Of zij ook elk jaar, zoals onder het bewind van Albrecht van Beieren, weer opnieuw gekozen werden, is niets bekend. In 1421 is er weer even sprake van een schout. In dat jaar doet Jan van Beieren, een jongere broer van de in 1417 overleden graaf Willem VI, nog een poging Friesland te veroveren. Aanvankelijk met succes want op 4 april van dat jaar wordt hij in Workum gehuldigd door `Scepenen, Raet ende gemeyn borgheren'. Het jaar daarop moet Jan van Beieren al weer de wijk nemen. Tot welk niveau er in Workum recht werd gesproken is niet bekend. Ook over de betekenis van Westergo en Oostergo in dit verband weten we niets. Wel is betekenisvol, denk ik, de acte van 13 mei 1474, waarbij `Recht en Raed en Deelen van Westergoo' aan de stad Franeker het recht van doodstraf verleent. ![]()
In de tweede helft van de 15de eeuw is het stadhuis gebouwd.
Tekening oude stadhuis Stadhuis van Workum vóór 1725.
tekening Stellingwerf
1498 - 1795. In 1498 wordt Albrecht van Saksen de baas in Friesland. Daarmede veranderde ook het rechtssysteem. Er kwamen twee rechterlijke instanties: het Hof van Friesland en daaronder de Nedergerechten, de gerechten van de grietenijen en de steden. In de steden berustte de uitoefening van de rechtspraak bij de magistraat (de burgemeesters; daarvoor waren dat de schepenen). De bevoegdheid van de Nedergerechten was beperkt. Zij spraken recht in geval van overtredingen, voorts in alle geschillen tussen burgers. Het Nedergerecht benoemde voogden en curatoren, en was verantwoordelijk voor de afkondiging van de verkoping van onroerende goederen. Geweldsdelicten, diefstal e.d. werden berecht door het Hof van Friesland. De burgers werden bij elkaar geroepen als er belangrijke beslissingen moesten worden genomen. Waarschijnlijk was dat ook al zo in de 15de eeuw. Dat lijkt wel mooi maar in de praktijk gaf dat toch wel de nodige problemen. Want 'rude, onverstandige ende boose mensen, gelyck wevers, pelsers ende meer diergelycke grove menschen, die de sake niet aen en gaet en daerin niet te gelden en hebben, ende nochtans meer geruchts ende getiers maken, van schreyen ende geroep' zorgden ervoor dat de stemgerechtigde burgers zich niet meer verstaanbaar konden maken en de bijeenkomst in wanorde afliep. Waarschijnlijk waren 'wevers, pelsers en diergelycke grove menschen' vroeger ook stemgerechtigd geweest. In 1539 doet de magistraat zijn beklag hierover bij de centrale overheid van Friesland en vraagt om de burgers te laten vertegenwoordigen door 'gezworenen', te weten 8 burgemeesters en 24 vroedschappen. De centrale overheid gaat akkoord. Elk jaar in december werden door de vroedschappen 16 mannen gekozen waaruit de stadhouder en het Hof van Friesland dan de 8 burgemeesters kozen. Deze op hun beurt kozen dan weer een nieuwe vroedschap van 24 leden. Dat zullen wel vaak dezelfden zijn geweest, denk ik. Zo te zien was de inbreng van de burgerij nihil. Dat is zo gebleven tot 1635. Toen meende men dat de tijd rijp was om de stadhouder (Hendrik Casimir I ) en het Hof van Friesland bij de benoeming van burgemeesters buiten spel te zetten. De aanleiding was waarschijnlijk een toenemende oppositie tegen de Oranje's en de Nassau's. Toch heeft deze verandering in Workum nogal wat voeten in de aarde gehad. Een belangrijk deel van magistraat en vroedschap - de fervente Nassau-aanhangers - wilde het bij het oude houden. Uiteindelijk trokken de niet-stadhoudergezinden aan het kortste end. Eén en ander betekende wel dat 21 leden van de oude magistraat en vroedschap niet meer in de nieuwe stadsregering terugkwamen. De nieuwe stadsregering zou voortaan bestaan uit 8 burgemeesters, 8 'gemeensluiden' en 16 gewone vroedschappen. Van de burgemeesters en gemeensluiden traden er elk jaar 2 af, deze werden vanuit de vroedschap weer aangevuld. De aftredende burgemeesters en gemeensluiden kwamen daarna weer terug in de vroedschap. De nieuwe vroedschapsleden moesten zweren dat ze de oorlog met Spanje 'voor oprecht ende Christelyck holden', en dat ze zouden handhaven 'd'eere Godes ende de waere Christelycke Religie'. De burgemeesters en gemeensluiden moesten een aparte eed afleggen. Ook in 1635 (12 oktober) neemt het stadsbestuur het besluit tot de bouw van een bank in de grote kerk voor magistraat en vroedschap. Enkele jaren daarvoor, in 1620, was het zogenaamde Friezenhuisje (genoemd naar de prachtig versierde banden tussen de verdiepingen) aan het stadhuis toegevoegd. Begin 1637 was Friesland 6.000.000 achter geraakt op haar bijdragen voor de oorlog tegen Spanje. Eén van de middelen om een gewest te dwingen zich aan haar financiële verplichtingen te houden was het legeren van troepen in dat gewest met het dreigement de betaling van die troepen te staken. De gevolgen van dat laatste laten zich raden. Er werden inderdaad troepen in Friesland gelegerd. De stadhouder maakte van de gelegenheid gebruik de magistraatsbenoeming weer aan zich te trekken. Er vlogen 22 van de 32 leden uit de stadsregering. Voortaan vormden 8 burgemeesters en 24 vroedschappen de stadsregering. Ook nu traden er elk jaar 2 burgemeesters af. Uit de vroedschap werden 5 kiesmannen geloot, die 4 kandidaat-burgemeesters kozen. Uit deze 4 koos de stadhouder voor het komende jaar 2 nieuwe burgemeesters. De aftredende burgemeesters werden weer lid van de vroedschap. Ieder lid van de stadsregering zat hier voor zijn leven in. Overleed of verhuisde een lid dan benoemden de anderen een nieuw lid. Dit zou zo 135 jaar blijven. In 1716 werd de regeringsbank in de kerk vervangen door een nieuwe. Tussen 1725 en 1727 is het aanzien van het stadhuis grondig gewijzigd. Er werden om het stadhuis nieuwe muren gemetseld. De trapgevels werden gewijzigd in een lijstgevel. Het oude stadhuis bestaat dus nog, alleen je ziet het aan de buitenkant niet meer. Zoals gezegd vormde de magistraat ook het Nedergerecht. Met enkele voorbeelden wil ik u een indruk geven wat voor zaken er zoal aan de orde kwamen en werden berecht: - De zaak van de gereformeerde dominee Phocaeus Stellingwerf. Al in 1637 moest de magistraat tussenbeide komen bij een geschil tussen de beide gereformeerde predikanten over het gebruik van de `pastorije bleeck'. Als de huisvrouw van de andere dominee haar was op de bleek had liggen, liet Phocaeus Stellingwerf daarop zijn schapen weiden. Enkele jaren later komt bij de magistraat alweer een klacht binnen `over het weiden der lammen ofte schapen op den gemene pastorije bleeck'. Stellingwerf was een heerzuchtig man; hij wilde de baas zijn en kon hij dit niet, dan stichtte hij onrust en verwarring. Dit bleek niet alleen in de kwestie over het bleekveld. Het was hem ook een doorn in het oog dat de prediking in de gereformeerde kerk afhankelijk was van de magistraat. Hij zorgde er voor dat de gereformeerde kerk weldra in partijschappen verdeeld was. Toen de kerkenraad op aanstichtten van Stellingwerf het avondmaal opschortte, greep de magistraat in. De schorsing werd opgeheven en Stellingwerf werd 100 op zijn traktement gekort. Dat was olie op het vuur. De situatie escaleerde steeds meer met dominee Stellingwerf als kwade genius. Op 8 januari 1647 wordt Phocaeus Stellingwerf voor de Magistraat gedaagd. Hem werd `sijn borgerschap en woninge in de stadt Workum als een ongehoorsame en oproerige borger ontzegd'. Bij zonsondergang moest hij Workum hebben verlaten, anders zou een stadsdienaar hem verwijderen. - Maandag 9 november 1772 . "Wegens 't rooven van appelen, peeren en andere tuinvrugten hebben de agtbaarheden bevonden dat onder de daders daarvan Albert en Pieter van Haarlem, Gerben Douwes, Anne en Sikke Jacobs en Pieter Cornelis de voornaamste waren geweest en door deselve gecondemneerd (veroordeelt) om ijder met een appel om den hals een half uur aan de kaak te staan anderen tot een voorbeeld, en zullen de overige jongens buiten op 't bordes van 't Stadshuis zig moeten ophouden om zulks te aanschouwen". Er was in die tijd nog geen scheiding tussen kerk en staat. In belangrijke zaken had de magistraat het voor het zeggen. Ik zou daarvan vele voorbeelden kunnen noemen, de ruimte in de Friso laat dat helaas niet toe. Toch één voorbeeld. "25 October 1774. De Ed. Achtb. Magistraat van Workum bepaalt met van nieuw jaar af, en voortaan, in de kerk (de grote kerk) alhier, bij de oeffening van den openbaren godsdienst, de 150 Psalmen op geheele en halve nooten zullen worden gespeeld en gezongen, en teneinde onze ingezetenen, welke daar in niet bedreven mogten zijn, vooraf zig daarinne zouden kunnen oeffenen en daar aan gewennen, zoo zal van nu af tot aan het einde van dit jaar, des woensdags en zaterdags na den middag, loopende het uur van 2 tot 3, in onze kerk daartoe aanleidinge worden gegeven, als zullende geduurende die tijd alle ofte de meeste psalmen aldaar zodanig worden gespeeld en gezongen ..". Bij overlijden of verhuizing naar elders van een lid van magistraat of vroedschap werd het zo langzamerhand steeds moeilijker de opengevallen plaatsen weer te vullen. In 1772 waren er zes vacatures. Dit deed het stadsbestuur besluiten 'zijn doorlugtige Hoogheid de Heere prince Erfstadhouder' te verzoeken de omvang van magistraat en vroedschap te mogen verminderen tot 20 personen, te weten 4 burgemeesters en 16 vroedschappen. Het verzoek werd ingewilligd. Verder veranderde er niets: "burgemeesters en vroedschappen bleven hun leeven lang in de Regeeringe continueeren". De prinsgezinde stadsregering moest in 1795 wijken voor de patriotten. De Franse tijd (1795 - 1813). In januari 1795 trekt een Frans leger, versterkt met een Bataafs legioen onder Daendels, over de dichtgevroren grote rivieren de Republiek der Zeven Provinciën binnen, overal met enthousiasme opgewacht door patriottische Exercitie Genootschappen. Het leger van de erfstadhouder Prins Willem V ging in wanorde uiteen, het ongedisciplineerde Engelse hulpleger onder de hertog van York week uit naar Duitsland. Willem V vluchtte met zijn gezin naar Engeland. Overal vervingen patriotten de bestaande besturen op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau. De omwenteling werd overal geestdriftig gevierd. Ook in Workum werd op de Merk rond de vrijheidsboom gedanst. Met Frankrijk kwam op16 mei 1795 het Haags Verdrag tot stand, waarbij de Bataafse Republiek, zoals ons land zich voortaan noemde, als onafhankelijke staat werd erkend. Doch in feite was de Republiek een Franse vazalstaat geworden. Op zondag 15 februari, de laatste dag dat de prinsgezinde Magistraat nog in functie is, wordt aan het patriottische Exercitie Genootschap toestemming verleend het kruitmagazijn op het kerkhof in gebruik te nemen. Voorts wordt afgesproken dat de bagagewagens van de ingekwartierde Franse militairen verplaatst worden van de Merk naar de Nonnenstraat (of eventueel een andere locatie). Op maandag 16 februari worden de burgers H. Strooband, Jan Gerbens Kingma, Wopke Brouwer, Harmen Pieters, Jarig Tj: Deinum, Jan Loman, Sipke Tjeerds, Jurjen Scholts, Simen Stoffels en Jan de Hoop, allen leden van de Provisioneele Municipaliteit (voorlopige gemeenteraad) van Workum door de gecommitteerden van her Committé Revolutionair van de Provincie aangesteld en op het bordes van het Raadhuis van Workum beëdigd. De Provisionele Municipaliteit was een gesloten systeem. Haar taak was, naast het besturen van de stad, ook het uitoefenen van de lagere rechtspleging. Begin 1796 werd de Provisionele Municipaliteit vervangen door het "Gerechte van Workum" dat uit tien leden bestond. Nieuw was, dat de burger medezeggenschap kreeg in het kiezen van de leden van het "Gerechte". Nu moet u zich daar ook weer niet te veel van voorstellen. Het kiesrecht was aanvankelijk zeer beperkt. Het overgrote deel van de burgers was daarvan verstoken. Het al dan niet hebben van het recht om te kiezen was namelijk afhankelijk van het bedrag dat men aan de belasting betaalde. Het "Gerechte" werd niet rechtstreeks gekozen door de kiesgerechtigden maar via een door de kiesgerechtigden gekozen kiescollege. In 1798 bestond het "Gerechte" nog slechts uit zes leden. In april van datzelfde jaar wordt de naam "Gerechte" gewijzigd in "Raad van de Gemeente". Op vrijdag 26 April 1799 draagt de Magistraat de administratie, boeken, papieren en contante penningen (632) van de gereformeerde kerk over aan de burgers W.E. Chatin en R. Hermanides (bij absentie van de burger S. van Andringa), kerkvoogden van deze kerk. Hiermee was de scheiding tussen Kerk en Staat in Workum een feit geworden. In 1805 treedt een nieuw Reglement voor het Gemeente Bestuur in werking. Het aantal leden van het gemeentebestuur bleef zes. Om de twee jaar traden twee leden af; deze konden wel direct herkozen worden. Onveranderd bleef, dat de leden van het gemeentebestuur werden gekozen door een kiescollege. Workum kende in die tijd zes kiesdistricten, die elk twee leden voor het kiescollege leverden. Nieuw was dat er zes gecommitteerden kwamen. Deze gingen de financiën van de stad in de gaten houden. De leden van het gemeentebestuur maakten samen met de Drost de lagere rechtbank van de stad uit. In 1806 veranderde dat weer, dan komt er voor het uitoefenen van de lagere rechtspraak een zogenaamde Constitutionele Schepenbank bestaande uit vier man. Dat jaar wordt de band met Frankrijk nog inniger. De broer van keizer Napoleon, Lodewijk Napoleon, wordt koning van de Republiek, voortaan Koninkrijk Holland genoemd. Op 'Dingsdag den 28 van Sprokkelmaand (febr) 1809' komt er een schrijven binnen van de Landdrost van Friesland waarin opdracht worden gegeven om nauwkeurig in de gaten te houden "zwervende joden en landlopers, welke met het uitventen van loten of gedeelten van dien de ingezetenen op ene schandelijke wijze beroven.` Op 'Vrijdag den 22 van Herfstmaand (sept) 1809' laat Zijne Majesteit weten dat het hem bevreemd dat in de gereformeerde kerken niet wordt opgevolgd de order `nopens de wijze van bidden voor het Gouvernement en dat onderscheidene leeraars niet dan algemeene gebeden doen, zonder den koning met name daaronder te bevatten, hetwelk echter alzo niet behoort, daar Zijne Majesteit zeer gesteld is dat Hoogstderzelvers bevelen worden uitgevoerd.' Hoezo, scheiding tussen kerk en staat? Op 13 juli 1810 wordt de Republiek bij Frankrijk ingelijfd. Op bestuurlijk gebied verandert er ook weer het één en ander. Workum krijgt een maire (burgemeester), 2 adjunct maires (wethouders) en een Municipale Raad bestaande uit 20 leden. Zij moesten de volgende eed afleggen: `Je jure obeissance aux constitutions de l'Empire et fidelité a l'Empereur' (Ik zweer gehoorzaamheid aan de constitutie van het keizerrijk en trouw aan de keizer). In 1811 wordt de burgerlijke stand ingevoerd. Op 20 juli 1811 maakt de Maire het volgende bekend. `Daar het van aanbelang is voor de Ingezetenen dezer stad te weten de tijden op welken ik de zittingen zal houden als Ambtenaar der Burgerlijken Stand, zo is het dat ik besloten heb, om 3 malen 's weeks en wel 's Dingsdags, 's Donderdags en 's Zaturdags morgens, telkens van 10 tot 12 uuren, op het huis der Maire binnen dese Stad te zullen vaceren (zitting houden), zo tot het geven van audiëntiën voor het doen aangeven van geboorten, overlijden en huwelijken .' In november 1813 eindigde de inlijving van de Republiek bij Frankrijk. 1814 - 1922. Op 4 januari 1814 worden de Maire, de adjunct Maires en de Municipale Raad van Workum eervol ontslagen. Nog diezelfde dag wordt een nieuwe stadsregering benoemd bestaande uit een Raad van tien leden waarvan drie burgemeesters. De leden van de Raad worden gekozen uit de `vroedste en gegoedste' ingezetenen. Zij worden aangesteld voor hun leven. Elk jaar treedt één van de burgemeesters af. Uit een uit en door de Raad genomineerd drietal wordt door de koning een nieuwe burgemeester benoemd. De aftredende burgemeester kon ook deel uitmaken van het drietal. Indien één van de leden van de Raad overlijdt of vertrekt naar elders wordt een nieuw lid gekozen door een uit dertien personen bestaand kiescollege. Dit kiescollege werd gekozen door de stemgerechtigde burgers. En dat waren er in die tijd nog niet zo veel. Ten opzichte van de Franse tijd was er dus nog niet zo veel veranderd. In 1824 wordt het college van drie burgemeesters gewijzigd in één burgemeester en twee wethouders. In 1826 krijgt Workum zijn eerste vaste burgemeester in de persoon van Sjoerd Jacob Hoekema, de zoon van de bekende dominee en patriot Petrus Hoekema. ![]() In het midden van de 19de eeuw verandert er nogal wat. Het kiescollege wordt opgeheven. Voortaan wordt de Raad - nu bestaande uit elf leden (inbegrepen de burgemeester) rechtstreeks door de stemgerechtigde burgers gekozen. De raadsleden worden gekozen voor de duur van zes jaren. Elke twee jaar wordt een derde van de Raad vervangen. De burgemeester blijft, op voordracht van de Raad, door de Koning benoemd worden. Maar nog lang niet iedereen was stemgerechtigd. In 1869 waren dat nog slechts 229 mannen, in 1887: 260, en in 1895: 326. In 1898 was dat al aanzienlijk meer: 660 stemgerechtigde mannen. De vrouwen deden nog steeds niet mee. Na de Franse tijd was het ook gedaan met de lagere rechtspleging. Er kwamen vrederechters, na 1827 kantonrechters. Toch deed er zich in 1848 nog een geval voor waarbij de Raad handelend moest optreden. `Zaturdag den 29 Januarij 1848 is ter tafel gebracht en gelezen een relaas van het voorgevallene in den schuttersraad aangaande het gedrag van den Heer kapitein Commandant der dienstdoende schutterij, Mr. P. Schik Viëtor en den tweede luitenant, de Heer G.L. Karsten, gedurende den avond en nacht van de 27ste en 28ste dezes, als hebbende zich aan verregaande ongeregeldheden ten raadhuize dezer stad schuldig gemaakt, hetwelk ook des morgens aan de vergaderzaal zigtbaar was. Deze ongeregeldheden zijn toe te schrijven aan het misbruiken van sterken drank, waaraan genoemde Heeren zich hebben overgegeven.' De Raad besluit de heren dringend te adviseren hun ontslag bij Zijne Majesteit de Koning in te dienen. Dit advies werd opgevolgd, bovendien leverden zij hun schouderepauletten met distinctieven én hun degens in. In 1851 besluit de Raad elke eerste vergadering van een nieuw jaar te beginnen met een ambtsgebed. `Almachtig God, die hemel en aarde geschapen hebt, wij naderen tot Uwe Koninklijke troon in den naam van Jezus Christus bij den aanvang van dit jaar om Uwe onverdiende Zegen af te smeeken over deze gemeente en ons die geroepen zijn voor hare belangen te zorgen. Gij hebt ons wederom een jaar met geduld en lankmoedigheid gedragen, niet doende naar onze zonden, nog ons vergeldende naar onze overtredingen. Laat Uw vriendelijk aangezicht ook in dit jaar wederom over ons lichten. Schenk ons steeds Uwen Geest, den Geest des Raads, der Vrijheid en der waarachtigen Liefde bij onze onderlinge beraadslagingen, opdat wij mogen zien en behartigen alles wat deze Gemeente tot waarachtig heil strekken kan. Bescherm ons en deze Gemeente wanneer er eenig onheil mogt genaken. Geef ons en deze Volke genadiglijk een jaar van Vrede en Voorspoed, maar bovenal een ootmoedig en dankbaar hart. Wij bidden dat van U, niet als regthebbende van ons zelven, maar in den Naam van Uwen Zoon, onzen Heer en Zaligmaker Jezus Christus. Amen.' Een voorstel om het ambtsgebed bij aanvang van elke vergadering van de Raad uit te spreken, kreeg toen geen meerderheid van stemmen. In 1852 wordt de zilveren ambtsketen voor de burgemeester ingevoerd. Er kon gekozen worden tussen `den Zilveren Penning, hetzij aan eene zilveren keten, hetzij aan een oranje zijden lint'. Er werd gekozen voor de zilveren keten. Tijdens de openbare raadsvergadering van 23 juni 1898 geeft de burgemeester te kennen, dat het wel eens lastig is dat hij geen vrije kamer heeft. Het gemis daarvan doet zich nog wel eens gevoelen wanneer de stukken voor de raadsvergadering ter inzage liggen voor de leden. Voor hen is zulks onvrij, voor hem is het lastig zich dan te moeten verwijderen. De Raad stemt er mee in dat de vroegere raadszaal wordt ingericht als burgemeesterskamer. In die tijd was de benedenverdieping van het stadhuis nog stadsherberg. Aan het eind van de 19de eeuw beginnen er ook politieke partijen in Workum te komen: de liberale 'Kiesvereeniging Harmonie', de Christelijk Historische Kiesvereeniging 'Nederland en Oranje', de Kiesvereeniging 'Workum' en de Rooms-katholieke Kiesvereeniging 'Recht en Orde'. In 1922 wordt het Algemeen Kiesrecht voor mannen en vrouwen ingevoerd. Ik wil besluiten met het ambtsgebed, zoals dat tegenwoordig bij aanvang van elke gemeenteraadsvergadering door de burgemeester wordt uitgesproken, en zeer zeker ook op de allerlaatste raadsvergadering van de gemeente Nijefurd. Hier volgt de Friese versie (onze burgemeester bad uiteraard in het Hollands): O God, alle oanbidding wurdich, Jo dy't troch Jo Godlike macht it hielal skepen hawwe en yn wezen hâlde, dy't troch Jo ûneindige wiisheid alles regearje en ús roppen hawwe ta it bestjoer fan dizze gemeente, Jo bidde wy dat Jo ús liede wolle troch Jo Geast. Jou, dat wy de belangen fan de gemeente wiis, ûnpartidich en frijmoedich behertigje meie en har sa bestjoere, dat Jo namme dertroch ferhearlike wurdt en it gemeentlik wolwêzen befoardere. Amen Bronnen: De gemeente-archieven van Workum. De Stêd Warkum onder redactie van G.Bakker |
|
![]() |
![]() |