Een zoektocht naar Workum in de 10de eeuw |
Merk 4
8711 CL Workum
tel. 0515 - 54 12 31
|
![]() |
Een zoektocht naar Workum
in de 10de eeuw
|
|
Minte de Jong
|
|
![]() |
![]() |
Waarom nog zoeken? Workum vierde in 2007 toch haar elfhonderd jarig bestaan? Ja, dat klopt. Maar in de Leeuwarder Courant stond toen ook, dat Workum zijn elfhonderdjarig bestaan drie eeuwen te vroeg vierde. Die elfhonderd jaar was gebaseerd op het feit, dat er in de 10de en het begin van de 11de eeuw in het door de heilige Liudger gestichte klooster Werden in Duitsland, een monnik leefde, die zich Uffingius Vorcomiensis, patria natione Frisius, noemde. Vorcomiensis zou ons Workum zijn. Met Frisius werd aangeduid de Friese landen, die zich toentertijd uitstrekten langs de kust tot aan de Wesermonding in Duitsland. Uffing heeft bestaan, daarover is geen twijfel. Maar Vorcomiensis
..was dat ons Workum? Misschien zijn er ook nog andere feiten, die het bestaan van Workum in de 10de eeuw bevestigen of doen vermoeden. In het eerste deel van dit artikel vertel ik iets over het ontstaan van het Friese landschap en hoe dat landschap er in de 10de eeuw uitzag. Misschien worden we daaruit al iets wijzer. Ook ga ik in op de maatschappij en de omstandigheden waarin onze voorouders toen leefden. In het tweede deel ga ik op zoek naar Workum in de 10de eeuw. ![]()
laagveen in de 10de eeuw
Landschap. Hoe zag het Friese landschap er aan het begin van de 10de eeuw uit? Om dat duidelijk te maken, gaan we eerst een eind terug in de tijd, en wel naar de voorlopig laatste ijstijd, het Weichselien (genoemd naar de rivier de Weichsel in Polen). Het Weichselien begon omstreeks 120.000 jaar geleden. Torenhoge ijskappen breidden zich uit over Scandinavië, de kustgebieden van Duitsland en een groot deel van Engeland. Anders dan in het Saalien, de voorlaatste ijstijd, bereikte het ijs ons land deze keer niet. Nederland veranderde in een poolwoestijn. De zeespiegel zakte ongeveer 110 meter, grote delen van de Noordzee vielen droog. De overheersende westelijke winden kregen vat op de zandige Noordzeebodem waardoor Nederland langzamerhand onder een dikke laag zand, het zogenaamde dekzand, kwam te liggen. Ongeveer 10.000 jaar geleden eindigde de ijstijd. Door de stijgende temperaturen smolt het ijs en liep de Noordzee langzaam weer vol. Ongeveer vijfduizend jaar voor het begin van onze jaartelling bereikte het water de kustlijn weer. In die tijd begon zich ter hoogte van de huidige Waddeneilanden een aaneengesloten schoorwal (een soort lage duinenrij) te vormen. De waterafvoer van het achtergelegen land werd daardoor bemoeilijkt, met als gevolg, dat het grondwaterpeil steeg. Er ontstond een nat milieu, gunstig voor de vorming van veen. Door het voortdurend afsterven en grotendeels verrotten van de begroeiing, ontstond heel geleidelijk een veenlaag, waarop in hoofdzaak zegge, rietzegge en riet groeide, maar ook bomen zoals de berk, de els en de wilg. Toen de veenlaag eenmaal hoog genoeg was en niet meer het (grond)water van onderen ontving, maar nog slechts van boven in de vorm van regen, gedijden de hiervoor genoemde planten en bomen niet meer en begon zich veenmos te ontwikkelen. Veenmos heeft de bijzondere eigenschap van onderen af te sterven en van boven steeds verder aan te groeien. Dit veen breidde zich steeds verder naar het oosten uit. Zo groeide het veen als het ware vanuit de lagere kuststreken naar de zandgronden van de Friese Wouden. Toen de zeespiegel bleef stijgen en de zee het land binnendrong, werd het veenpakket in de westelijke en noordelijke kustgebieden van Friesland afgedekt met een laag zeeklei. We zijn nu zo langzamerhand in de 10de eeuw beland. Hoe zag het Friese landschap er toen uit? In het noorden waren de kwelders (land dat alleen bij stormvloed onder water loopt) van Oostergo en Westergo. Aanvankelijk was dit ook veengebied geweest, maar door de vele overstromingen had de zee hier een flink pakket vruchtbare klei afgezet. Dit deel van Friesland was dicht bevolkt, de bewoners leefden hier op terpen. Het tegenwoordige lage midden, inbegrepen de Zuidwesthoek, bestond uit onontgonnen en onbewoonbaar laagveen. Het oostelijke deel van de provincie bestond voor een groot deel ook uit onontgonnen en onbewoonbaar veen, maar nu geen laagveen maar hoogveen. Dit hoogveel was veelal ook onbegaanbaar. In de Waddenzee en in de Zuiderzee lagen eveneens uitgestrekte veengebieden. ![]()
Noormannen vallen Westerlauwers Friesland binnen
De Noormannen. Op de lagere school leerden we vroeger, dat van 800 tot 1000 jaar na Christus de invallen van de Noormannen in ons land plaats vonden. Van een langdurige bezetting door de Noormannen in Friesland is nooit iets gebleken. Behalve Dokkum en Stavoren was de rest van Friesland in die tijd ook niet zo aantrekkelijk. Het grootste deel bestond uit moeilijk, of in het geheel niet, toegankelijke veengebieden. De honderden terpen en terpdorpjes in de kleigebieden van Westergo en Oostergo lagen verspreid over het land, bovendien was daar bij de overwegend boerenbevolking ook niet zo veel te halen. Alhoewel het zwaartepunt van de invallen van de Noormannen in de 9de eeuw lag, werd op het eind van de 10de eeuw Stavoren nog door de Noormannen geplunderd. De Noormannen waren voor het laatst actief in de Friese kuststreken tussen 1000 en 1050. Bestuur en rechtspraak. In de achtste eeuw was het heidense Friese koninkrijk, met Redbad als bekendste koning, door de Franken onderworpen en in hun rijk ingelijfd. De bevolking bestond uit edelen, vrijen, horigen en slaven. Evenals elders in het Frankische rijk werden in het woongebied van de Friezen graven aangesteld als vertegenwoordigers van de koning of de keizer. Het Rijk was verdeeld in gouwen (goa), onder het bestuur van een graaf. De graven leidden het zogenaamde gouwgericht, riepen de mannelijke bevolking onder de wapenen en voerde deze aan in de strijd, inden de belastingen, tollen en boetes. De oudste teksten over recht en de toepassing daarvan, is de in het Latijn opgetekende Lex Frisionum, letterlijk vertaald: Wet van de Friezen, van rond 800. Een aantal teksten hebben hun oorsprong nog in de tijd van voor de kerstening. Bijvoorbeeld:"Wie in een tempel inbreekt en daar een heilig voorwerp wegneemt, wordt naar het strand van de zee gevoerd, en op het zand, dat door de vloed bedekt wordt, worden zijn oren gekloofd, en wordt hij ontmand, om vervolgens geofferd te worden aan de goden, wier heiligdom hij geschonden heeft". Andere teksten, bijvoorbeeld het verbod om op zondag te werken, de eed op de relikwieën en het werpen van het lot in de kerk, zijn na de kerstening van de Friezen in de Lex Frisionum opgenomen. Vrijheidstraffen kende men in die tijd nog niet, evenmin kende men een politieapparaat of een met de officier van justitie vergelijkbare persoon. Het slachtoffer van een wandaad, dan wel de familie van een overleden slachtoffer, moest zelf de dader aanklagen. De procesgang was als volgt. De klager diende bij de zitting van het gerecht een klacht in en vorderde genoegdoening. De aangeklaagde had dan twee mogelijkheden: hij kon zijn schuld toegeven, waarna hij het slachtoffer of diens familie de gevraagde genoegdoening (meestal in geld) verschafte, of hij kon de daad ontkennen door het zweren van de zogenaamde onschuldseed. In het laatste geval moest hij worden gesteund door "eedhelpers" (meestal naaste bloedverwanten), die de geloofwaardigheid van zijn eed bezwoeren. De klager kon ook de onschuldseed afwijzen, waarna alleen een godsoordeel de twist nog kon beslechten. Naast de gerechtelijke tweekamp kende men de ketelproef, waarbij de aangeklaagde met de blote arm een voorwerp uit een ketel kokend water moest opdiepen, en het met blote voeten lopen over negen of twaalf naast elkaar gelegde gloeiende ploegscharen. Na een bepaalde tijd vond dan een gerechtelijke schouwing plaats om vast te stellen of de brandwonden geheeld waren of niet. Was het desbetreffende lichaamsdeel ongeschonden, dan gold dit als bewijs van de onschuld van de aangeklaagde. Naast deze "hete" godsoordelen kende men ook nog twee "koude", de water- en de kaasproef. Hoewel de Friezen in principe al hun wandaden met geld konden afkopen, waren er enkele feiten waarop de doodstraf stond. Bijvoorbeeld in geval van landverraad, verraad of het doden van een heer door zijn knecht, nachtelijke brandstichting, valsemunterij en bepaalde misdrijven tegen de kerk. De grote Ontginning. Toen in de 10de eeuw de invallen van de Noormannen sterk verminderden, ontstond een nieuw levensoptimisme, met als gevolg een geboorte-explosie. Men schat het bevolkingsaantal in Friesland omstreeks het jaar 900 op dertigduizend. Voor het terpengebied van Westergo, ten westen van de Middelzee, op ongeveer vijftienduizend. Daarmee was Westergo, volgens de normen die toen golden, zeer dicht bevolkt. De sterke bevolkingsgroei deed de vraag naar voedsel uiteraard toenemen. Het landbouwareaal moest uitgebreid worden. Die uitbreiding kon alleen maar gezocht worden in de veengebieden van het tegenwoordige Lage Midden. Er waren voldoende arbeidskrachten voorhanden om deze gebieden te ontginnen. De eerste ontginningen vonden plaats vanuit de randen van de kweldergebieden van Westergo. Men begon eerst met het platbranden van de begroeiing. Vervolgens moest men voor een goede afwatering zorgen. Veelal met een veenriviertje als basis groef men op regelmatige afstanden (circa 100 meter) sloten het veen in. Hierdoor kon het water afgevoerd worden en zakte de grondwaterstand. De grond werd daardoor geschikt voor het bedrijven van veeteelt en aanvankelijk ook van akkerbouw. Daarmee was begonnen hetgeen wij nu de Grote Ontginning noemen, de systematische openlegging van de enorme uitgestrektheden wildernis. Volgens Halbertsma heeft er in de 11de en 12de eeuw ook een grootscheepse ontginning plaats gevonden vanuit Stavoren in noordelijke richting, ten westen van Hindelopen en Workum langs. Het is mogelijk dat er in dit ontginningsgebied een West-Workum heeft bestaan. Later zijn de Staverse ontginningen grotendeels aan de Zuiderzee ten offer gevallen. Maar in de tiende eeuw was het allemaal nog niet zo ver. De veengebieden, ook die rond het tegenwoordige Workum, waren nog woest en grotendeels ledig. Zo maar een gedachte: zou de Wymerts of de Horsa misschien van oorsprong een veenriviertje zijn dat als basis heeft gediend voor de ontginning van de veengebieden rondom Workum?. Volgens oud burgemeester van Haersma Buma zou de Horsa een ontginningsbasis kunnen zijn geweest, de Wymerts zeker niet. Zeedijken. Rond het jaar 900 was er in Friesland nog geen sprake van dijken langs de kust. Het zeewater had nog vrij spel. In de eerste helft van de 10de eeuw vonden in het oude kerngebied van Westergo, het terpengebied, de eerste inpolderingen plaats. Pas in de 11de eeuw werd begonnen met de aanleg van zeedijken. In de Zuidwesthoek liep de dijk langs de oostelijke oever van het Vlie, dat toen nog enkele kilometers westelijk van de huidige kustlijn lag. Schriftelijke bronnen. De eerste schriftelijke bron dateert uit het jaar 1297. Hierin is sprake van een zekere Wolfardus de Waltercome. Deze laadt op 17 augustus van dat jaar in Londen 4000 pond hooi op zijn schip en vaart daarmee naar Vlaanderen. Het hooi is bestemd voor het leger van koning Edward I, dat daar op dat moment krijg voerde. Waltercome was in die tijd, naast nog enkele andere vormen, de Latijnse naam voor ons Workum. De oudste kaart van Workum is zelfs nog enkele honderden jaren jonger. Dat is de kaart van Jacob van Deventer uit het midden van de 16de eeuw. Schriftelijke bronnen en oude kaarten kunnen ons dus niet verder helpen op onze zoektocht naar Workum in de 10de eeuw. De kloosters en hun grondbezit. Misschien kunnen we iets meer te weten komen uit schenkingsoorkonden en goederenlijsten van kloosters. Weliswaar zijn er in die tijd in Friesland nog geen kloosters, maar in Duitsland wel, met name de kloosters van Fulda, gesticht door Bonifatius, en Werden, gesticht door Liudger. Zij stonden in de middeleeuwen in hoog aanzien, ook in Friesland. Deze kloosters, maar ook andere, werden vaak begiftigd met schenkingen, doorgaans in de vorm van boerderijen. Ook werd er soms melding gemaakt van schenkingen van boerderijen met horigen en slaven. Zo schonk een zekere Ratburc in Kornwerd twee boerderijen met 20 slaven en hun kinderen. De pachters van boerderijen, moesten aan de kloosters belasting in geld of in natura betalen. Producten, die in natura moesten worden opgebracht, bestonden voornamelijk uit "pallia", grauwe wollen mantels. Een groot aantal van de schenkingen zijn in schenkingsoorkonden en goederenlijsten vastgelegd. Voor wat betreft de Zuidwesthoek zijn ons van het klooster Fulda de volgende plaatsen bekend: Kornwerd, Hindeloopen, Westerburen en Hasalon (Hieslum ?). Van het klooster Werden zijn bekend: Schettens, Colwidum (Koudum?), Deddingiwerbi (Dedgum?) en Midningi (Midlum?). Naar Workum is tot nu toe tevergeefs in schenkingsoorkonden en goederenlijsten van kloosters gezocht. Bodemvondsten. Archeologisch onderzoek kan ons misschien verder helpen bij het zoeken naar Workum in de 10de eeuw. Er zijn in Workum en in haar buitengebieden een aantal opgravingen gedaan. - De vondst van een stenen bijlhamer onder een terp bij zate Westerend. Westerend ligt even ten oosten van de oude zeedijk (de Alddyk) bij het viaduct over de rijksweg. - Er is keramiek uit de tiende tot twaalfde eeuw aangetroffen in de bodem van Igle buyren, een buurtschap gelegen tussen Westerend en de zeesluis. - Bodemonderzoek is uitgevoerd in het gebied van de nieuwbouwwijk Bascohof, vlak voordat het bouwrijp werd gemaakt. De oudste sporen van bewoning, die men heeft gevonden, dateren op zijn vroegst uit de 11de eeuw. - Naar aanleiding van de geplande nieuwe woonwijk op het erf en land van de boerderij Thomashof is van 12 tot en met 26 maart 2003 een terprestant opgegraven. De oudste sporen van menselijke aanwezigheid bevonden zich onder de eerste terplagen, te weten: een aantal kuilen waaruit veen gewonnen moet zijn alsmede een klein mestpakket. Deze sporen dateren op zijn vroegst uit de tiende eeuw. Kort na deze activiteiten moet het gebied te kampen hebben gehad met een aantal overstromingen, waarbij een circa 30 cm dik pakket sediment (klei) werd afgezet. De terp werd op deze sedimentlaag aangelegd. De terp is tenminste zes maal uitgebreid en opgehoogd en bevat bewoningssporen. De aangetroffen sporen wijzen op één of zelfs meerdere woonerven. De kern van de terp is uit de 11de eeuw. - Door afbraak van oude bebouwing ten behoeve van de uitbreiding van het Jopie Huisman Museum ontstond een braakliggend terrein. Door de heren B. van der Berg en D. van der Eems is een bodemonderzoek uitgevoerd. Zij schrijven in hun verslag: "In het weekend hadden wij even de tijd om rond te kijken. We stelden vast dat een laag grond van ca. 80 cm dikte reeds door graafmachines was verwijderd. De meeste grondsporen en funderingen waren daarmee verdwenen. Wel zagen we nog minstens drie putten, waarvan er één opviel door een schervenconcentratie. De andere twee waren vol puin gestort. Omdat systematisch onderzoek weinig zin meer had, besloten we de inhoud van die eerste put te bergen". De voorwerpen die in de putvulling werden aangetroffen, waren vrijwel allemaal afkomstig uit de periode 1600-1700. Welke conclusie kunnen we hieruit trekken? In de stad zelf heeft nauwelijks of geen archeologisch onderzoek plaats gevonden. Over de ouderdom van de stad Workum kunnen we derhalve vanuit archeologisch oogpunt niets zeggen. Wat we weten, komt voornamelijk uit de buitengebieden van Workum. Uit onderzoek weten we dat er in de elfde eeuw, wellicht ook al in de tiende eeuw, in de buitengebieden bewoning is geweest. Igle bueren, Thomashof en Westerend hebben zich echter nooit verder ontwikkeld dan tot een kleine buurtschap. Sint Gertrudiskerk. Misschien kan de heilige Gertrudis ons verder helpen. Een diepgaand onderzoek door M. Zender (in 1959), stelt ons in staat na te gaan, hoe Workum aan zijn Sint Gertrudiskerk komt. De verering van de heilige Gertrudis is begonnen in de tiende en elfde eeuw. Aan de hand van feiten, die Zender heeft nagegaan over geheel Europa, kan de conclusie worden getrokken, dat de verering van Gertrudis in Workum, ook in die periode is begonnen. Mr H.T. Obreen, één van de auteurs van het boek "Workum, inventaris der archieven", oppert in zijn inleiding de waarschijnlijkheid, dat de Friese gravin Gertrudis ter ere van haar naamheilige de Sint Gertrudiskerk heeft gesticht. Gravin Gertrudis leefde in de elfde eeuw, zij stierf in het jaar 1077. Zij was getrouwd met Liudulf, zoon van graaf Brún van Brunswijk en keizerin Gisela. Omstreeks het jaar 1027 werd Liudolf beleend met een markgraafschap waar ook Friesland deel van uit maakte. Brún, de zoon van Liudolf, en Gertrudis, volgde zijn vader, na diens overlijden, in 1038 op als markgraaf. Brún is waarschijnlijk in 1051, op grond van rebellie tegen de keizer, uit zijn leen gezet. Het is dus waarschijnlijk, dat de Sint Gertrudiskerk dateert uit de eerste helft van de elfde eeuw. Ook Gertrudis kan ons niet verder helpen bij onze zoektocht naar Workum in de 10de eeuw. Uffing dan misschien? ![]()
Uffingius Vorcomiensis, patria natione Frisius
Uffing. Kwam Uffing uit Workum? Ik weet het niet. Uffing is zonder twijfel een historische figuur. Sommige van zijn geschriften ondertekende hij met Uffingius monachus Voarcomiensis. Was in de 10de eeuw Voarcomiensis het Latijnse woord voor ons Workum? Op het eind van de dertiende eeuw komen we voor Workum ook de Latijnse namen Waltercome, Waldercome en nog enkele andere hierop gelijkende namen tegen. In het boekwerkje "Een stuk kerkhistorie over Workum" van pastoor G.J.J. Kerstens uit 1905, wordt Worcomii ook als Latijnse benaming voor Workum gebruikt. Overigens, ons Workum heette in de middeleeuwen ook anders. Het was toen bekend onder de Nederlandse namen Woudrichem, Wouderchem, Wolderkem en nog enkele andere namen die daarop lijken. De naam Workum is van veel latere datum, die naam treffen we voor het eerst aan in het jaar 1521. Is Voarcomiensis ons Workum? In ieder geval lijkt Voarcomiensis niet op het eveneens Latijnse Waltercome of Worcomii. Is Vorcomiensis de Latijnse naam voor Woudrichem of Wouderchem? Laten we nog even luisteren naar wat Ds Tjaard Siemelink, op wiens gezag honderd jaar geleden het duizend jarig bestaan van Workum is gevierd, als bewijs aanvoert dat Uffing uit Workum komt. "Twijfel, dat Uffing uit Workum komt, bestaat er niet, ook al omdat de abdij Werden veel door Friesche monniken werd bezocht". Dat is uiteraard geen bewijs! Zou er elfhonderd jaar geleden in de Friese kustlanden tot aan de Wesermonding nog niet ergens een dorp of een buurtschap met de Latijnse naam Vorcomiensis zijn geweest? Klaas Sierksma heeft een diepgaand onderzoek gedaan naar Uffing. Volgens hem is er geen twijfel mogelijk dat Uffing uit Workum komt. Sierksma is enkele jaren geleden overleden. Een half jaar voor zijn overlijden ben ik nog bij hem geweest. Erg jammer dat hij het niet meer heeft mogen beleven dat zijn boek over Uffing werd uitgegeven. Het manuscript ligt al enkele jaren in Workum te wachten om gedrukt te worden. Oud burgemeester Mr. B. van Haersma Buma schreef mij over Uffing het volgende: "Ik sprak onlangs met professor Hans Mol van de Fryske Akademy over Uffing. Ook hij was van mening, dat er geen enkele aanwijzing is, dat Uffing uit Workum afkomstig zou zijn. Hij denkt zelfs eerder aan Westfalen dan aan ons (Westerlauwers) Friesland". ![]()
de kaart van Jacob van Deventer
Conclusie. In de 10de eeuw heb ik Workum niet kunnen vinden. Dat wil niet zeggen dat Workum toen niet bestond. Enkele jaren geleden is in de wijk Thomashof, onder een laag klei, een mantelspeld uit de Karolingische tijd, dus uit de 8ste of 9de eeuw, gevonden. Daarmee is niet gezegd dat Workum al langer dan elfhonderd jaar bestaat. Met dat soort uitspraken moet je tegenwoordig oppassen. Want voor je het weet, staat er morgen in de Leeuwarder Courant: "Workum heeft zijn elfhonderdjarig bestaan honderd jaar te laat gevierd!". Bronnen: H.J.A. Berendsen. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. H. Halbertsma. Frieslands oudheid. R.H. Bremer. Hir is eskriven. Mr. P.C.J.A. Boeles. Friesland tot de elfde eeuw. Oebele Vries. Asega, is het dingtijd. G. Bakker. Feanûntginnings yn Wymbritseradiel en Doanjewerstal 900-1300. Ir. K.A. Rienks en Ir G.L. Walther. Binnendiken en slieperdiken yn Fryslân. N.E. Algra. De Fryske mark ûnder de Brunen. Mr. H.T. Obreen en W.H. Keikes. Workum, inventaris der archieven. Jurjen M. Bos. Archeologie van Friesland. Jaarboeken "De Frije Fries". Auke Bult, amateur archeoloog. Mr. B. van Haersma Buma, oud burgemeester van Workum. |
|
![]() |
![]() |