Nog een paar sigaartjes voor
Ype de Graaf.
Een Harlinger Crime Passionel
door een oud-Workumer
Eddy de Vries
 |
Het is op vrijdag 23 maart 1860 wanneer Ype de Graaf een groen gordijntje opzij schuift van de ruimte in het Paleis van Justitie, zetel van het Gerechtshof en de Arrondissementsrecht, aan het Wilhelminaplein in Leeuwarden. Het is die vrijdag markt in de stad en er zijn 20.000 mensen voor hem gekomen. |
 |
 |
De haven van Harlingen ca 1858, door Hermanus Siderius. Bron: Hannemahuis. |
 |
 |
Ype is geboren in Workum op 10 augustus 1812, maar zal het grootste deel van zijn leven doorbrengen in Harlingen, wanneer hij tenminste niet in de gevangenis zit. Hij is de zoon van Bauke Arjens de Graaf en Weltje Jans Timmerman en is het vierde kind dat in het gezin geboren is. De woning in de Hongarensteeg was van de Roomse Gemeente en het gezin woont hier met nog drie andere gezinnen. |
 |
 |
De Hongarensteeg aan 't Dwarsnoard in Workum. |
 |
 |
Ype (Yeb) is geboren in Wijk A nr 11 (achter Dwarsnoard 28, Kad.nr. Workum A 294) |
 |
 |
Hij is een jongen die zal opgroeien voor galg en rad. In 1831 zal hij, wanneer hij 18 jaar jong is, voor het eerst worden veroordeeld en een tuchthuisstraf van twee jaar krijgen voor het plegen van meerdere diefstallen. Het zal niet zijn laatste keer zijn. Na twee jaar gaat het weer mis, Ype wordt meedogenlozer en zijn wandaden worden ernstiger. Het lijkt hem niet te deren en de daaropvolgende straffen accepteert hij. Onverbeterlijk. Het jaar erna, krijgt hij het bericht te horen dat zijn moeder is overleden. Zij is op 12 januari 1834, s ochtends om half zeven in het water gevonden. Ze is verdronken en gevonden in de Brouwersvaart in Workum. |
 |
 |
Weltje Jans Timmerman, oud een en zestig jaren, zonder bedrijf, geboren te Gaast, en gewoond hebbende te Workum, dochter van Jan Yebs Timmerman, en van Antje Annes de Boer (beide overleden) echtgenote van Bauke Arjens de Graaf, werkman, wonende te Workum op den twaalfden der maand Januari [1834] des morgens ten half zeven ure, dood in het water is gevonden nevens het huis gequoteerd D No 101 te Workum alzo is overleden. |
 |
 |
Kadasternummer Workum A 199 is Wijk D 101 (Noard 147) , de woning van Siemon Boukes Gaastra. |
 |
 |
Voor de woning loopt de Wimerts en er naast (eigenlijk naast de woning met kad.nr. 202, Wijk A 102 (Noard 149)) loopt de Brouwersvaart (nu de Brouwersdyk). Met "nevens" kan ook "in de buurt van" betekenen, dan kan Weltje ook vóór de woning D 101 gevonden zijn, dan is ze in de Wimerts gevonden. |
 |
 |
In Harlingen behoort hij tot de onderklasse, hij vindt er werk als dijkwerker en als sjouwerman, het laden en lossen van de schepen in de haven. Het is in de tijd van onder meer het aardappeloproer van juni 1847. Na de mislukte oogsten stijgen de prijzen van aardappelen zo hoog, dat deze onbetaalbaar zijn geworden voor de arme bevolking. Er heerst hongersnood in de armste buurten van de havenstad. Zelfs het roggebrood is niet verkrijgbaar en dat terwijl er schepen vol voedsel in de Harlinger havens liggen voor de export. De paupers uit onder andere, de Bargebuurt zien dit met lede ogen aan, totdat een woedende menigte rond 8 uur s avonds een stoomboot vol aardappelen bestormt. In dat jaar zal Ype voor het plegen van meerdere delicten, op het Wilhelminaplein in Leeuwarden met een strop om de hals worden afgeranseld door de beul met een bullenpees; de gedroogde penis van een stier. Ook wordt hij gebrandmerkt. Voor de rest van zijn leven heeft hij TP in de muis van zijn hand getatoeëerd gekregen. Het brandmerk TP; Travaux Perpétuels, oftewel eeuwige dwangarbeid is met een gloeiend hete pook aangebracht, waarna de beul de wond met buskruit in heeft gesmeerd. Hierdoor zal het voor altijd duidelijk zichtbaar blijven. Het zal Ype echter niet tot inkeer brengen. |
 |
 |
Dolend door de stad en weer de fout in |
 |
 |
In de achterbuurten van Harlingen vindt hij onderdak bij Murk Jans, een maat van hem en een oomzegger van Ype. In de jaren 50 van de 19e eeuw, wanneer hij ongeveer 40 jaar oud is, ontmoet hij Aafke Monsma op de jaarlijkse kermis. Aafke is de dochter van Tjietske Cornelis Monsma en een onbekende vader en wordt zondag 28 februari 1830 geboren in de Wortelstraat. Zij zal opgroeien in de Bargebuurt en behoort, net als Ype, tot de armste klasse van de stad. Ze vind haar werk op straat, ze lost schepen en ze sjouwt op markten. Ook haar vinden we terug in de rolboeken van de rechtbank. Op 23 januari 1847 wordt ze veroordeeld voor de diefstal van een vrouwenjak. Haar straf is drie maanden cel. |
 |
 |
De armoede vreet aan het stel en Ype lijkt zich in te kunnen houden van zijn tot dan toe zondig bestaan. Ze zwerven van woning tot woning in de stad, een onzeker bestaan. Ze trouwen niet; geen geld en Ype ziet het belang er niet van in. Op woensdagochtend 1 oktober 1851, rond tien uur, bevalt Aafke van een zoontje; Jan. Vroedvrouw Dirkje van Echten ondertekent de aangifte. Het zoontje zal niet oud worden en zal negen maanden later komen te overlijden, s ochtends om 8 uur op 19 juli 1852 in de Kerkpoortstraat 23. |
 |
 |
De overlijdensakte van Jan Monsma met de handtekening van Ype de Graaf. Bron : www.allefriezen.nl |
 |
 |
Nog geen vijf maanden later bezwijkt Ype voor de verleiding van een diefstal van aardappelen van de boerenknecht Anne Zeinstra van Midlum. Ik verrichtte de daad uit grote armoede en gebrek, zal Ype verklaren tegenover de rechter. Vonnis: drie maanden gevangenisstraf en het betalen van de proceskosten. In maart van het jaar daarop, mag Ype terug naar Harlingen. Terug naar zijn Aafke. Op 2 januari, tijdens Ypes gevangenschap, is in de Scheerstraat hun dochtertje geboren; Tjietske. Vernoemd naar Aafkes moeder. |
 |
 |
Schrijnende armoede zonder uitzicht |
 |
 |
Een meisje met een kansarme toekomst. Met een alleenstaande moeder die hard zal moeten werken om hun beider hoofd boven water te houden. Het leven is hard en oneerlijk. Vanaf elk punt waar de armoedige inwoners van de stad wonen, is het maar kort lopen naar de herenhuizen van de patriciërs aan de Noorderhaven of de Voorstraat. Het gepeupel woont in de achtertuinen van de dure huizen en ziet hun rijke bewoners langs de straten paraderen of in hun koetsjes over de keien rijden. Het snijdt hen door de ziel. De stad kent zoveel inwoners, het is lange tijd de meest dichtbevolkte stad van het land. Rond die tijd zijn er voor de ongeveer 10000 inwoners slechts zon 1800 woninkjes beschikbaar. Grotendeels van hout en bestaand uit één woonkamer en soms twee bedstedes. Het eten bestaat vaak uit dat wat er maar te vinden is, zoals alikruiken. De vaak grote huishoudingen gaan alikruiken zoeken tussen de stenen van de dijksglooiing. Tijdens stormen en regen staat men doodsangsten uit en niet dikwijls gaat er een woninkje daardoor tegen de vlakte. Ook houdt men het binnen niet droog. De begraafplaats is overvol. Door diverse crisissen is de situatie bijna onhoudbaar. In de Harlinger straatjes en steegjes woont men hutjemutje. Velen overlijden aan de epidemieën zoals cholera of darmziekten. Tuberculose zal dan uitgroeien tot de meest dodelijke van de ziekten. De stank door ziekten, uitwerpselen en industrie moet ondraaglijk zijn geweest. Het werk ging dag en nacht door zoals in de visrokerijen in de buurt. s Nachts werken daar vaak de armsten en de kinderen, die dan weer overdag hun waar aan de man proberen te brengen. En uitzicht op een beter bestaan is er niet. Ook voor het gezin van Ype en Aafke niet. Maar deze keer komt Ype thuis met een doel. Zijn Aafke en Tjietske. Zijn gezin. Maar de armoede is blijvend en ook hij, net als vele andere Harlingers die hun salaris uitbetaald krijgen in een café, zoekt zijn heil in de jenever. Hij ziet geen andere oplossing dan weer op het dievenpad te gaan, ook al heeft hij zijn Aafke nog zo beloofd op het rechte pad te zullen blijven en te zorgen voor het gezin. In april 1854 wordt hij voor de derde keer in zijn leven, veroordeeld tot de beschamende straf van een openbare geseling op het Wilhelminaplein en tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Hij zit deze straf uit in het tuchthuis van de Blokhuispoort. En wederom is ook een brandmerk zijn deel, nu op zijn andere hand. Na zijn straf te hebben uitgezeten in mei 1859 haast hij zich om de trekschuit te halen, terug naar Harlingen. Hij is net 46 jaar oud geworden. Terug naar zijn Aafke die dan nog geen dertig jaar oud is en al die tijd voor hun dochtertje heeft moeten zorgen. Aafke weet dat Ype terug zal komen naar haar, maar ze wil hem niet meer. Het leven is zo al zwaar genoeg en ze wil de gewelddadige en agressieve Ype niet meer terug. Hoe vaak heeft hij haar al niet toegezegd op het rechte pad te zullen blijven. |
 |
 |
Een laatste kans |
 |
 |
Hij realiseert zich dat hij niet zomaar weer bij Aafke en hun dochtertje op de stoep kan staan. Zijn dochter die nog maar slechts één jaar oud was toen hij haar voor het laatst zag, moet nu kunnen lopen en praten. Hij is nieuwsgierig naar haar, maar durft niet aan te kloppen dus gaat Ype weer naar het huis van Murk Jans in de Bargebuurt. Maar die laat hem niet meer binnen. Er zit voor hem niet anders op een ander onderkomen te zoeken. Hij vindt onderdak bij zijn broer en echtgenote, en de ouders van Murk; Jan Baukes de Graaf en Aafke Murks van Slooten. Hij is slaapsteehouder aan het Molenpad en heeft nog wel een slaapplaats over. Geen eigen kamer, maar een ruimte waar men kan overnachten in een gemeenschappelijke slaapruimte. Ype weet werk te vinden als dijkwerker. Het zal niet lang duren voordat Aafke en Tjietske, Ype in de stad zullen treffen. Het is tijdens de jaarlijkse kermis dat Ype hen aanspreekt en voor het eerst zijn dochtertje van dichtbij kan zien en aanraken. Aafke zal zijn geschrokken, maar is kwetsbaar en staat er alleen voor in het rauwe bestaan in de wereld van de havenstad. Maar gedrieën keren ze weer naar het huis van Murk Jans en Geertruida Sanft die hen nu wel binnenlaten. Het lijkt een tijdje goed te gaan die zomer en, na en tijdje trekt het kleine gezinnetje weer in bij Ypes broer Jan, die een huisje heeft achter de Grote Kerk. |
 |
 |
De Engelsche tuin . Bron: Harlingen Toen. |
 |
 |
Wandelen en een kus bij het afscheid |
 |
 |
De armoede blijft, de onzekerheid ook en bij Aafke ontstaat de angst dat Ype weer de fout in zal gaan. Hun situatie lijkt er bijna om te vragen. Aafke heeft haar twijfels over hun relatie, ze kent hem, en dat is niet onopgemerkt gebleven bij Ype. Hij praat met Murk en vertelt hem meerdere malen dat hij aarzeling bespeurt bij Aafke over hun toekomst. Wanneer hij Aafke niet terug zal kunnen winnen, dan zal dat zijn of haar ongeluk betekenen. Hij heeft geprobeerd de samenleving te hervatten en in de afgelopen maanden lijkt hij ook niet in aanraking te zijn geweest met politie of justitie. Op zondag 28 augustus om 8 uur s avonds treffen Ype en Aafke elkaar bij het huis van Watze de Groot. Zij heeft Ype beloofd te zullen komen en ze praten. De dag erna vertrekken Aafke en Tjietske en trekken in bij Popkje de Jager, een ongehuwd breister en vriendin van Aafke. Op dinsdagavond komt Ype langs bij het huis van Popkje, ze drinken samen koffie en wederom praten ze over hoe het verder moet. Popkje zal later verklaren dat ze niets heeft waargenomen van een verstoorde verstandhouding tussen het stel. Na de koffie hebben ze nog wat gewandeld door de stad en Ype heeft Aafke weer thuisgebracht. Bij de trap van het huis van Popkje nemen ze afscheid met een kus en spreken voor de volgende dag weer af. Op deze woensdag gaan ze s avonds weer een wandeling maken en Aafke gaat nog bij haar moeder langs om het loon te gaan halen wat ze heeft verdiend door voor haar te werken. Maar Ype is ongeduldig aan het worden. Aafke laat Ype in onzekerheid. En dat knaagt aan hem. Ze heeft nog steeds haar twijfels en Ype voelt agressie bij hem opkomen. Ze lopen door de Engelsche Tuin, het in 1843 aangelegde stadspark op het oude bolwerk aan het Franekereind. |
 |
 |
Hij zegt haar, dat hij moe wordt van haar weifelende houding. Hij legt het gesloten knipmes in zijn hand en bijt haar toe dat dit mes haar lot zal zijn, wanneer ze langer zal twijfelen. Natuurlijk schrikt Aafke van het mes en de dreigende houding van Ype. Nooit eerder heeft hij haar direct bedreigd en ze zegt Ype toe dat ze het weer zullen gaan proberen. Het is te laat in de avond om de spullen van Aafke en Tjietske te gaan halen maar ze hebben afgesproken dat Ype de volgende dag de spullen mag komen halen om weer terug te keren in het huisje van Ypes broer Jan. Ze zullen weer gaan samenleven en dit lucht Ype op. Wanneer Aafke die avond weer het huisje van Popkje betreedt valt ze bewusteloos neer. |
 |
 |
De afwijzing |
 |
 |
Die donderdag treffen ze elkaar bij toeval, s ochtends ter hoogte van het politiebureau op de Voorstraat en Ype vraagt haar of hij alvast de spullen kan gaan halen uit Popkjes huis. Aafke vertelt hem dat ze om tien uur een afspraak heeft bij de commissaris van politie. Ze wil aangifte tegen hem doen. Hij kan het niet geloven wat ze zegt en Ype wordt driftig en neemt op dat moment het besluit haar te zullen vermoorden. Hij is afgewezen en in zijn beleving heeft hij er alles aan gedaan om de draad weer op te pakken, maar het valt voor hem niet te verkroppen dat straks iemand anders er met zijn Aafke vandoor zal gaan. Hij bruist van woede en voelt de grond onder zijn voeten wegzakken. Het is gedaan en zijn besluit staat vast. Vrijdagavond is Ype te vinden in de tuintjes bij de Kerkpoortstraat; de Spoketuun. Bij de Groote Sluis heeft hij een zandsteen gevonden. Het mes dat hij heeft, is maar aan één zijde scherp, en in de tuintjes slijpt hij de andere zijde. Hij wil er zeker van zijn, dat het goed scherp is. Het mes, met op het heft het Duitse opschrift; Heute Rot, Morgen tot, is nu vlijmscherp en de steen gooit hij weg. De laatste nacht in vrijheid brengt hij door in het huis van zijn broer Jan. |
 |
 |
Op zaterdagochtend 3 september rond half vijf s ochtends staat Ype op. Hij kleedt zich aan en loopt naar de aardappelmarkt. Hij verwacht dat Aafke daar die ochtend aan het werk zal zijn. In die tijd kende de havenstad nog vele grachtjes en waterlopen. |
 |
 |
De overgang van de Kleine Voorstraat naar de Voorstraat waar de Katterugspijp lag. Bron: Harlingen Toen. |
 |
 |
Handelswaar, zoals turf, groenten en aardappelen werden met bargen over het water vervoerd door de stad. Hij wacht haar op bij de Katterugspijp. Bij deze lage brug, gelegen tussen de nog niet gedempte Voorstraat en de Kleine Voorstraat heeft hij goed zicht op de straten die daarop uitkomen, maar het duurt even voordat hij Aafke weet te ontwaren en hij beent richting de Spekmarkt. Zon drie kwartier later ziet hij Aafke samen met twee andere vrouwen Lamkje en Dieuwkje van der Geest. Beide vrouwen vragen naar de relatie tussen Aafke en Ype. De smeerlap, zegt Aafke. Op korte afstand volgt Ype haar. |
 |
 |
Ype stapt op Aafke af, pakt haar vast en vraagt haar zich te bezinnen. Dou bliefst met dien pôten fan mie ô!, roept Aafke en rukt zich los. Dat salst drekst dan wel sien, briest Ype. Hij heeft het mes nog steeds niet gepakt, maar weet wel dat de plek waar hij nu is, te druk is voor zijn plan. Hij acht het gelukken van de aanslag niet gunstig, zal hij later verklaren. Koopman Wybren Nauta die net bij de haven vandaan komt, heeft nog een kort gesprekje met Ype, maar die draait zich plotsklaps om wanneer hij Aafke naar de Schritsen ziet lopen. Hij loopt haar achterna richting de brug op de Spekmarkt en blijft daar staan. Met het mes verborgen in zijn mouw. Hij ziet Aafke een zak aardappelen afleveren bij een huis op de Schritsen aan de zuidzijde van de gracht. Su, dat is één. Nou sal ik gauw de andere oek hale. Aan het pand ernaast ziet ook metselaar Jelte Doekes van der Leij haar de aardappelen afleveren. |
 |
 |
Ik loof, dat ik bloed |
 |
 |
Een andere metselaar; Hendrik Jans de Vries die aan de Noordzijde van de gracht aan het werk is, ziet dat Ype op Aafke afloopt en haar bij de hand beetpakt en vasthoudt. Laat mie los! Blief fan mie ô, roept Aafke, maar Ype laat haar niet los. Ook Anna Mank een werkster die op weg is naar haar betrekking ziet het gebeuren. Nee, bliksem ik laat dij niet los!. Het is nu kwart over zes en Ype is weer afgewezen. Hij roept Aafke! Bruuk dien festân. Bedink je! Maar Aafke bedenkt zich niet. Ze heeft haar besluit genomen. Anna Mank ziet dat Ype de vrouw, waar hij zo graag samen mee wil zijn, op de grond werpt en ze ziet dat hij iets glinsterends uit de mouw trekt. Ype knipt zijn mes open en begint te steken. Aafke zit in een knielende houding op de grond, maar Ype blijft steken. Hij zal haar zeven keer steken. Koopman Wybren Nauta, die eerder nog kort met Ype heeft gesproken, hoort vanaf de Schritsen Moord, moord schreeuwen en mensen snellen toe. Ype veegt het bloed van het mes en maakt zich uit de voeten en rent weg terwijl hij nog één keer achterom kijkt. Via een steeg rent hij van de Schritsen naar de Zuiderhaven, over de Zuiderbrug en verlaat de stad via de voormalige Zuiderpoort. Aafke krabbelt op van de straat en Wybren Nauta en metselaar De Vries zijn als eerste bij het slachtoffer. Ze is zwaargewond en probeert weer op te staan, maar valt weer neer waarna De Vries haar opvangt en ontdekt dat Aafke hevig bloedt uit haar linkerzij. Hij vraagt haar wie dit gedaan heeft, en Aafke zegt dat dit Ype de Graaf is die achter de kerk woont; bij roode Aaf. |
 |
 |
Ik loof, dat ik bloed, zegt Aafke vol ongeloof. Mien arm kien, mien arm kien. Nauta probeert de wond te stelpen met water en azijn en geeft dit Aafke ook te drinken, maar dit braakt ze al spoedig weer uit met een prop bloed. |
 |
 |
Hoek Spekmarkt en Schritsen. Bron: Harlingen Toen. |
 |
 |
De helpers dragen Aafke naar het pakhuis van Martinus van Slooten op de Schritsen, op nummer 53. Dienaar van politie, Wytze Westra die in de buurt woont is, half aangekleed, op het lawaai afgekomen. Van de getuigen hoort hij dat Ype de Graaf de dader moet zijn en welke kant hij is opgerend. Ype is echter de stad weer binnengekomen via de Kerkpoortsbrug en agent Westra heeft hem op de Rozengracht staande weten te houden. Ype houdt zich onwetend. Inmiddels is chirurgijn Ansingh ter plekke in het pakhuis en ziet de vele wonden. Die zaterdagochtend 3 september 1859 om half zeven, sterft Aafke in zijn armen. Ze is nog maar 29 jaar. Het lichaam van Aafke wordt onderzocht door de Heeren Petrus Ens, Medicine Doctor en Daniel Snijder, Chirurgijn, beiden van Harlingen. Uit de lijkschouwing zijn ze tot de conclusie gekomen dat Aafke is overleden aan een steek in het hart. Meerdere organen zijn geraakt en dat in combinatie met het vele bloedverlies, is haar fataal geworden. Tjietske is dan slechts zes jaar oud. |
 |
 |
Ype de Graaf wordt door Westra geboeid en overgebracht naar het politiebureau. Er is woede en paniek onder de bevolking. Op weg naar het politiebureau dreigt de samengestroomde en razende menigte de moordenaar aan te vallen. Agent Westra kan dit maar met moeite verhinderen. Uit de rechterbroekzak van Ype, haalt hij het dan schone mes, het moordwapen. Op het bureau geeft Ype al snel toe dat hij de moord heeft gepleegd. Verder vertelt hij de intentie te hebben gehad zijn dochtertje te vermoorden en van plan was zelfmoord te plegen. Enkele dagen later wordt Aafke, onder grote belangstelling, begraven. Haar dochter, Tjietske wordt opgenomen in het Stadsweeshuis. |
 |
 |
Het proces tegen Ype Baukes de Graaf
|
 |
 |
Ype de Graaf is een half uur voordat Aafke is begraven op transport gezet naar de gevangenis in Leeuwarden en zal op maandag 7 november voor het Gerechtshof terecht moeten staan. De Leeuwarder Courant meldt drie dagen eerder, dat indien men de rechtszaak wil bijwonen, men voorzien moet zijn van een bewijs van toegang. Te verkrijgen bij de conciërge van het Paleis van Justitie. |
 |
 |
Er zijn elf getuigen opgeroepen waarvan er vier de moord hebben zien gebeuren. Ype zal door advocaat Telting worden bijgestaan. Er valt niet veel te verdedigen. Ype zwijgt en kijkt star voor zich uit. Hij heeft al schuld bekend en het lijkt hem niet te raken. De beschuldiging luidt moord met voorbedachten rade. Ook het knipmes van Ype is ter zitting. Op 12 november 1859 zal de voorzitter van het hof, jhr. mr. H.M. Speelman Wobma uitspraak doen. Volgens ooggetuigen houdt mr. Speelman Wobma een scherpe toespraak, waarin hij aangeeft dat Ype de Graaf zich zal moeten voorbereiden op de dood. Ype luistert, maar blijft gelaten. Een week later op 14 november volgt de uitspraak. |
 |
 |
De rechter meldt dat artikel 302 van toepassing is. Al wie schuldig is aan moord, aan vadermoord, aan kindermoord en aan vergiftiging, zal met den dood gestraft worden onverminderd de bijzondere verordening van art 13, ten aanzien van den vadermoord. De levenslange celstraf wordt pas in 1870 ingevoerd. Na de zitting besluit advocaat Telting een gratieverzoek in te dienen. De Hooge Raad der Nederlanden komt in zitting bijeen op 29 december 1859. Pas op 22 maart 1860 krijgt Ype om twaalf uur, in zijn cel te horen van Procureur Generaal Van Maanen dat zijn gratieverzoek is afgewezen. De doodstraf blijft staan en hem wordt medegedeeld dat hij zich de komende 24 uur kan gaan voorbereiden op zijn dood door ophanging op het schavot. Kalm hoort hij dit alles aan, zonder een blijk van ontsteltenis. Berusting. Hij wordt erop gewezen dat hij geestelijke bijstand kan krijgen van een priester. Ype staat geregistreerd als Rooms Katholiek, maar hij wenst daar halsstarrig geen gebruik van te maken. |
 |
 |
Totdat het vonnis de volgende dag voltrokken zal worden, wordt hij bewaakt door BrigadierMajoor der Rijksveldwacht H. Vermeulen. Vermeulen zal de veroordeelde gezelschap houden tot het vonnis voltrokken is. Ze praten over de dingen van de dag, koetjes en kalfjes. Ype vertelt veel over zijn verleden, waarna zijn bewaker nogmaals hem probeert over te halen, geestelijke bijstand te accepteren omdat zijn leven nog slechts een paar uur zal gaan duren. Wederom weigert hij. Wanneer later alsnog een geestelijk verzorger langskomt, vertelt deze aan Ype dat Aafke gelijk heeft gehad door hem af te wijzen en dat hij de dood heeft verdiend. Hij reageert onverschillig met: Su, dan wete jou ut beter as ik!. Later zal hij alsnog, zo nu en dan een vluchtige blik in een gebedenboek werpen. |
 |
 |
Het eten dat hij krijgt, smaakt hem kostelijk en een sigaartje bij de thee vindt hij zelfs geurig. Aan het eind van de middag laat Vermeulen zich even een uurtje vervangen door Brigadier De Wit. Aan hem vraagt Ype of hij nog wat van die lekkere sigaartjes mag hebben, en dat mag. Nadat Brigadier Majoor Vermeulen, De Wit weer komt aflossen, begrijpt Ype dat Vermeulen in Harlingen een politiebetrekking heeft gehad. Ype vertelt opgetogen over zijn criminele strapatsen. Er lijkt geen eind te komen aan de verhalen over zijn laatste woonplaats. Ook licht hij toe hoe en waarom hij zo vaak ter verantwoording, voor de rechter heeft moeten verschijnen. Wanneer het bedtijd is, rond tien uur, wordt hem bevolen zich te ontkleden en te gaan slapen. Na ongeveer 15 minuten valt hij in een diepe, en een ogenschijnlijk onschuldige, slaap. Hij wordt wel een aantal keren wakker, draait zich om, en slaapt weer verder. |
 |
 |
De laatste uren van Ype Baukes de Graaf |
 |
 |
De volgende ochtend moet Ype door de bewaker worden om vijf uur worden gewekt. Hij wast zich en laat zich een boterham goed smaken. Ype maakt het bed op, alsof hij er s avonds weer in zal gaan slapen. Rond negen uur die ochtend komt de koets voorrijden bij de Kanselarij aan de Druifstreek en bewaker en veroordeelde nemen plaats om de rit naar het gerechtshof aan het Wilhelminaplein aan te vangen. Om Ype het zicht op het schavot te ontnemen, heeft de koetsier opdracht gekregen een andere route te nemen dan gebruikelijk. Door de Oude Oosterstraat, de Peperstraat, over de Nieuwestad en via het Schavernek naar de achterzijde van het Paleis van Justitie. Daar stappen de mannen uit, zodat Ype de aanblik van de galg bespaard blijft. Ype is kalm, heeft rust, hij is flegmatiek. Het is nu bijna tien uur en een laatste maaltijd, t galgenmaal, zal Ype worden geserveerd. Aardappelen, vlees en snijbonen. Hij laat zich het warme eten goed smaken en het bord gaat leeg. |
 |
 |
Paleis van J ustitie te Leeuwarden rond 18 50 . Bron: Rijksmuseum . |
 |
 |
Om half twaalf wordt Ype naar een vertrek aan de voorzijde van het Paleis van Justitie geleid waar ook de raadsheren van het hof aanwezig zijn. Enige maten in de gevangenis hebben Ype in zijn laatste maanden zeer gesteund. Hij pleit voor strafvermindering voor deze drie. Voor Ype, totaal onverwacht, komen de beul Dirk Visser en zijn knecht via een andere deur van het vertrek binnen. Het is de eerste, en tevens ook laatste keer dat Brigadier Majoor Vermeulen, Ype hevig ziet schrikken. En dat is op het moment dat hij bij de keel wordt gegrepen door Visser. Zijn halsbedekking wordt losgemaakt en met een routineus gebaar plaatst de beul de zijden strop om de hals van Ype. De verwarring duurt echter niet lang. Hij herstelt zich snel en met de strop om zijn hals neemt hij plaats op een stoel bij het raam waar een groen gordijntje voor hangt. Eventjes schuift hij het gordijn opzij en ziet de grote mensenmenigte op het Wilhelminaplein. Het gonst op het plein. Maar wanneer de klok twaalf keer slaat, neemt het geluid zachtjes af. Brigadier Majoor Vermeulen neemt afscheid van Ype. Hij wordt gemaand op te staan en tussen beul en beulsknecht in, wordt Ype naar de ingangsdeur van het Paleis van Justitie geleid. Wanneer de deur opengaat wordt het nog stiller op het Wilhelminaplein. Als het gesuis van een herfstwindje, dat zich door een dennenbos baant. Gevolgd door een twaalftal rijksveldwachters in vol ambtsgewaad, staat de korte stoet op het bordes tussen de pilaren van het Rechtsgebouw even stil. Op het overvolle plein is het nu doodstil geworden. Het gezelschap daalt de trappen af, een kort stukje de straat over, waarna de beul, zijn knecht en pastoor J.H. Goossens, Ype begeleiden naar het schavot dat behangen is met zwarte doeken. Slechts een paar treden is het weer omhoog. Ype wordt voor de paal van de galg geplaatst en trekt zelf zijn schoenen uit. Vakkundig haakt Dirk Visser de knoop van de zijden strop onder de kin van de veroordeelde. Pastoor Goossens knielt en bidt. Het publiek kijkt toe en houdt de adem in. Wat er in Ypes hoofd omgaat laat zich niet raden. In gedachten telt Visser een paar seconden. Het luik onder de voeten van Ype valt naar beneden. Het volk ziet het lijk bungelen. Op deze koude en trieste dag, is het vonnis voltrokken en de 47 jarige Ype Baukes de Graaf is opgehouden te bestaan. Ypes levenloze lichaam wordt snel van het schavot gehaald en overgebracht naar de begraafplaats aan de Spanjaardslaan. In een hoekje aan de zijkant en achteraf wordt hij begraven. Het is het laatste doodvonnis dat het provinciaal gerechtshof Friesland heeft uitgesproken. |
 |
 |
In het jaar EEN DUIZEND HONDERD EN ZESTIG, den drie en twintigsten dag der maand Maart , is door ons ondergeteekende AMBTENAAR VAN DE BURGELIJKEN STAND der Gemeente Leeuwarden, Provincie Frieslan ontvangen van den Heer Griffier van het Provinciaal Geregtshof van Friesland, een Afschrift van een Proces-verbaal van executie, waaruit geblijkt: |
 |
 |
dat alhier op den drie en twintigsten dag der maand Maart deze Jaar, des middags te twaalf ure is overleden Ype of Yeb Baukes de Graaf, oud zeven en veertig jaren, Sjouwerman, geboren te Workum, woonachtig te Harlingen, zoon van Bauke Arjens de Graaf en deszelfs huisvrouw Weltje Jans de Graaf, zijnde verder niets bekend... |
 |
 |
 |
Hoe is het dochter Tjietske vergaan? |
 |
 |
Van uit de woning, Wijk D nr 148, waar ze met haar moeder de laatste tijd heeft gewoond, komt ze in het weeshuis in de Weeshuistraat Wijk H nr 224. Alhoewel ze geen ouders meer heeft, heeft ze nu genoeg te eten en krijgt ze onderwijs. Iets wat veel kinderen in de achterstandsbuurten niet krijgen. |
 |
 |
Zit tot 15 mei 1875 als wees in het Armhuis en vertrekt naar Leeuwarden. Ze wordt dienstbode en behoort tot de Nederlans Hervormde kerk. |
 |
 |
Op 12 november 1875 komt ze van Leeuwarden in Harlingen wonen (Wijk G 197 en Wijk C 179) en vertrekt op 17 juni 1880 naar Amsterdam. |
 |
 |
Op 11 juli 1880 wordt Tjietske ingeschreven te Amsterdam als dienstbode in de Buurtring 4 Buurt YY 216L Amsteldijk Utrechtse Zijde. Op 17 december 1880 vertrekt ze naar Leeuwarden. |
 |
 |
Op 17 december 1880 komt ze terug vanuit Amsterdam in Leeuwarden en komt te wonen op de Willemskade F 28. Op 6 april 1881 vertrekt terug naar haar geboortstad Harlingen. |
 |
 |
Vanaf 6 april 1881 woont Tjietske in Wijk G 64 en later E 142. |
 |
 |
Op 26 juli 1881 vertrekt ze naar Enhuizen, waar ze op 28 juli wordt ingeschreven op 5/37/ BK Dyk. Op 1 mei 1881 wordt ze weer uitgescheven, omdat ze naar Harlingen vertrekt. |
 |
 |
Op 30 april 1883 komt ze terug in Harlingen en komt bij Klaas Renema (*Almenum 2 februari 1853) wonen. Klaas is de zoon van Sijs Klazes Renema, eerst schipper op het schip Nr 56 (de HA 56) en later winkelier te Harlingen in Wijk H nr. 54, en Akke Jans Joustra. |
 |
 |
Klaas Renema woont al een jaar, sinds 11 mei 1882 in een "aanbouw". Hij is schipper op het schip van zijn vader, de Harlingen 56. Het eerste jaar vaart hij samen met zijn zuster Dieuwke (*Almenum 26 maart 1847). Maar een jaar later, 3 mei 1883 trouwt Klaas met Tjietske Monsma. Ze krijgen twee dochters en vijf zonen. De meeste kinderen worden in Wijk H te Harlingen geboren, daar waar Klaas zijn ouders ook wonen: |
 |
 |
1. Akke (*Almenum 24 juli 1885 - +Harlingen 12-03-1946) x Harlingen 21-05-1917 Roelof Schelfsma *Makkum, 32 jaar, sigarenmaker te Midlum, zoon van Djurre Schelfsma, scheepsbouwer te Midlum en Trijntje Beers (overleden) |
 |
 |
2. Sijds *Harlingen 25-11-1887 - + Harlingen 05-01-1889 |
 |
 |
3. Sijs (* Harlingen 10 januari 1889, schipper te Harlingen - +Harlingen 07-04-1975) x Harlingen 16-11-1916 Fettje Kool *Harlingen, 20 jaar, dienstbode: Kinderen: Klaas *1917, Dirk Gerrit (Dick) 1920-2012), Tjitske *1925, Otto Gerrit, Otje. |
 |
 |
4. Aafke (*Harlingen 22 augustus 1890 - +Amsterdam 22-04-1961). Ongehuwd. Dienstbode te Harlingen op de Noorderhaven 109 en Grote Bredeplaats 5. Vertrekt op 28 juni 1911 naar Amsterdam. Ten tijde van het overlijden van haar vader in 1934 woont Aafke weer in Harlingen. Op 9 april 1934 wordt haar ouderlijk huis in Harlingen verkocht. Aafke komt op 12 april 1934 in Amsterdam aan "ASD div adressen" staat achter de datum. Daarna woont ze op diverse adressen in Amsterdam: 08-07-1935 Gabr Metsusstr 13 hs, 17-10-1940 Olympiaplein 2 hs, 08-04-1942 Voldenb str 52 hs en ten slotte 26-10-1959 Amstel 51. Als beroep worden respectievelijk opgegeven: dienstbode, huishoudster en zonder. |
 |
 |
5. Klaas (*Harlingen 11-06-1892 - +Harlingen 13-01-1894) |
 |
 |
6. Klaas (*Harlingen 10 april 1894 - +Arnhem 17-05-1918 schipper te Harlingen) x Harlingen 24-01-1918 Hinderika Fietje *Vlagtwedde, 23 jaar |
 |
 |
7. Anne (*Harlingen 21-07-1896 - +Harlingen 10-03-1897) |
 |
 |
Na de "aanbouw", wonen Klaas en Tjietske een tijdje in de Stokersteeg 3a. Maar later wonen ze aan boord van de Harlingen 56. |
 |
 |
Twee zonen, Sijs en Klaas worden ook schipper. In 1909 wordt te Franeker op de werf van Klaas Draaisma een nieuw schip gebouwd, "Twee Gebroeders" genaamd. Het is een roefschip van 16,51 meter lengte, een breedte van 3,52 meter en een tonnage van 34,09 ton. |
 |
 |
Als opdrachtgeven wordt K. Renema te Harlingen genoemd. Waarschijnlijk heeft Klaas het schip samen met zijn broer Sijs gebruikt. Helaas komt Klaas in 1918, terwijl hij in Arnhem is, te overlijden. |
 |
 |
Op 21 januari 1931 overlijdt Tjietske Monsma, 78 jaar oud, zonder beroep en echtgenote van Klaas Renema. Klaas overlijdt twee jaar later op 2 maart 1934, oud 81 jaar. |
 |
 |
Op 9 april 1934 passeert bij de notaris Sijbe Okkinga te Harlingen de koopakte. Verkopers zijn Aafke Renema, wonende te Harlingen, en anderen. Gezina van Dijk, weduwe van Pieter Wagenaar, te Harlingen koopt voor f 1.650,- een woning. |
 |
 |
Tegelijkertijd verleent Aafke een hypothecaire lening aan Gezina van Dijk groot f 500,-. |
 |
 |
Het schip Twee Gebroeders wordt verkocht en is in 1937 eigendom van K. van der Hoek uit de Valom. |
 |
|
|
 |
 |
 |
kwartierstaat |
 |
 |
Yeb Baukes de Graaf |
 |
 |
I |
 |
 |
1 Yeb/Ype Baukes de Graaf |
 |
 |
*Workum (Wijk A 11) 10-08-1812 - +Leeuwarden 23-03-1860 Gedoopt in de Rooms Katholieke Kerk van Workum op 10-08-1812. Hij krijgt de doopnaam Hippolitus en de meter is Jantje Iebes (1812). Geëxecuteerd te Leeuwarden (1860). |
 |
 |
Woonplaatsen van Yeb de Graaf (in Harlingen Ype genoemd): |
 |
 |
- 1812 Workum (Wijk A 11) 10-08-1812 |
 |
 |
- 1839 Huis van Opsluiting en Tuchtiging Wijk C 192 Leeuwarden, sjouwerman te Harlingen. |
 |
 |
- 1839 Leeuwarden Wijk C: gevangenis |
 |
 |
- 1840 Harlingen |
 |
 |
- 1850 Leeuwarden (gevangenis?) |
 |
 |
- 1850 Harlingen (Wijk G 77, Romastraat, Bolt apoth. Straat) juli 1850 komt van Leeuwarden (gevangenis?) bij Gretske Graaf (*Harlingen 1828) en Hubert Yebema (*Harlingen 1849) in wonen. En verhuist met hun mee naar Wijk G 164 |
 |
 |
- 1851 Harlingen (Wijk G 164 Tijpelstegen). Op 20-02-1851 vertrekken Gretske en haar zoon Hubert naar Wijk H 111. De werkman Ype de Graaf verhuist naar Wijk G 277. |
 |
 |
-1851 Harlingen (Wijk G 277, Rapenburg, Achter de Groot Kerk) Ype de Graaf komt samen met Aafke Monsma bij het gezin van zijn broer Jan de Graaf in wonen. Ype en Aafke vertrekken naar Wijk G 243. Jan de Graaf gaat met zijn gezin naar Wijk H 1. |
 |
 |
- tussen deze adressen mist een adres |
 |
 |
- 1851 Harilngen (Wijk G 157 Tijpelstegen) woont samen met Aafke Cornelis Monsma bij het gezin van zijn broer Jan. Hier wordt Jan Monsma geboren. Jan de Graaf vertrekt met zijn gezin naar G 277 en Ype de Graaf en Aafke Monsma met zoon Jan Monsma naar Wijk G 244. |
 |
 |
-1852 Harlingen (Wijk G 243 en G 244 Achter de Kerk) Ype de Graaf woont hier samen met Aafke Monsma. Zij vertrekt naar Wijk D 6 en Yep naar Wijk G 277. |
 |
 |
- 1852 Leeuwarden 29-12-1852 3 maanden gevangenisstraf tot april 1853. |
 |
 |
- 1853 Harlingen (Wijk D 6 Scheerstraat) april 1853 komt bij Aafke Monsma en haar dochter Tjietske in wonen. Echter Aafke en haar kind vertrekken naar Wijk D 148 en Ype de Graaf gaat naar Wijk G 243. |
 |
 |
- 1859 Harlingen (Wijk G 243). Komt zonder Aafke op 3 maart 1860 weer in Wijk G 277 wonen. |
 |
 |
- 1860 Harlingen (Wijk G 277, Rapenburg, Achter de Groot Kerk) 03-03-1860 |
 |
 |
- 1860 Leeuwarden Gevangenis. Krijgt de doodstraf. |
 |
 |
Heeft een relatie met |
 |
 |
Aafke Cornelis Monsma |
 |
 |
*Harlingen (Wijk B 80) 28-02-1830 - +Harlingen (Wijk E 151) 03-09-1859 |
 |
 |
Dochter van Tjietske Cornelis Monsma, 19-jarige werkster, en een onbekende vader (1830); Woont in het Armhuis te Harlingen en wordt veroordeeld in verband met Diefstal van een vrouwernjak: 1 maand gevangenisstraf (23-01-1847) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan Monsma *Harlingen (Wijk G 157) 01-10-1851 - +Harlingen (Wijk G 244) 19-07-1852 |
 |
 |
Alleen Aafke Monsma, zonder beroep, wordt als ouder genoemd. Aangifte van overlijden door IJpe de Graaf, 39-jarige werkman, en een "commies ter secretarie". |
 |
 |
b. Tjietske Monsma *Harlingen (Wijk D 6) 02-01-1853 x Harlingen 03-05-1883 Klaas Sijses Renema, schipper. Dochter van Ake Monsma, zonder beroep wonende te Harlingen (1853) |
 |
 |
II |
 |
 |
De Hongarensteeg aan 't Dwarsnoard in Workum. |
 |
 |
Ype (Yeb) is geboren in Wijk A nr 11 (achter Dwarsnoard 28, Kad.nr. Workum A 294) |
 |
 |
2 Bauke Arjens de Graaf ~Workum RK 18-02-1773 - +Workum (Wijk E 32) 04-02-1842 Gedoopt in de Rooms-Katholieke Kerk van Workum, meter is Aafje Jans (1773); Woont te Gaast (1792); Arbeider te Workum, 40 jaar, woont in Workum Wijk A nr 11 (1812); werkman te Workum, 43 jaar, woont Workum Wijk A nr 11 (1816); Medehuurder van de woning Workum Wijk A 9 (Workum Sectie A 292, Dwarsnoard 28) in de woning van Tjeerd Johannes Sijtsma, medehuurder is Bernardus Meinderling (1832); Arbeider 68 jaar overleden te Workum Wijk E nr 32 (1842). |
 |
 |
x Makkum (RK Kerk) en Gaast (Ned Herv Kerk) 19-08-1792 |
 |
 |
3 Weltje Jans Timmerman *Gaast ~Makkum RK 22-07-1771 - +Workum 12-01-1834, 61 jr Geboren te Gaast, gedoopt te Makkum in de Rooms Katholieke Kerk, doopheffer is Wibkjen Lolles (1771). Uit de overlijdensakte: Weltje Jans Timmerman, oud een en zestig jaren, zonder bedrijf, geboren te Gaast, en gewoond hebbende te Workum, dochter van Jan Yebs Timmerman, en van Antje Annes de Boer (beide overleden) echtgenote van Bauke Arjens de Graaf, werkman, wonende te Workum op den twaalfden der maand Januari [1834] des morgens ten half zeven ure, dood in het water is gevonden nevens het huis gequoteerd D No 101 [Noard 147] te Workum alzo is overleden. |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan *Makkum 1793 ~Makkum RK 22-01-1793 (doopheffer Klaas Arjens) x Aafke van Slooten *1796 (Ned.Herv), werkman te Harlingen (1822) x Harlingen 06-10-1822 Aafke Murks van Slooten *Bolsward 1796, 25 jr met legitimatie van twee kinderen: Bauke *Harlingen 16-04-1819 en Arjen *Harlingen 07-09-1821. |
 |
 |
b. Arjen *Workum ~Workum RK 01-10-1797 (peter: Wiebe Arjens, doopnaam: Adrianus) |
 |
 |
c. Anne *Workum ~Workum RK 23-01-1800 (meter: Jantje Arjens, doopnaam: Anicetus) |
 |
 |
d. Ieb *Workum ~Workum RK 23-07-1802 (meter: Akke Jans, doopnaam: Hippolitus) |
 |
 |
e. Anne *Workum ~Workum RK 14-06-1806 (meter Akke Jans, doopnaam: Anicetus) |
 |
 |
f. Arrie *Workum ~Workum RK 01-01-1809 (meter Akke Jans, doopnaam: Adrianus) |
 |
 |
g. Yeb/Ype *Workum (Wijk A nr 11) 10-08-1812 zie 1 |
 |
 |
h. Jacob *Workum (Wijk A nr 11) 07-01-1816 |
 |
 |
III |
 |
 |
4 Arjen/Arien Jans (de Graaf) *Dedgum ~Blauwhuis RK 18-02-1737 (getuige: Jacob Ariens) - +Workum 27-12-1795 |
 |
 |
Ontvangen wegens kistgeld £ 6:4:- Citaat: 1 duims kist uit order van die roomse gemeinte voor Arien Jans gemaakt door Geert Jelles (1795) |
 |
 |
X Workum RK 02-05-1763 |
 |
 |
5 Ietje/IJtje/Itje/Jettje Klases/Claeses ~Workum RK 24-11-1743 - +Workum 27-05-1819 IJtje Klases wed Arjen Jans wonende te Workum, heeft dezelve verklaard, dat zij aanneemt de naam van de Graaf voor familie-naam en verklarende de Comparante op onse aanvraag niet te kunnen schrijven, den 23e december 1811. E.A. Everts. |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan *Workum ~Workum RK 30-04-1765 (meter: Tetje Jans) |
 |
 |
b. Klaas *Workum ~Workum RK 14-06-1767 (peter: Remmert Clases) |
 |
 |
c. Jacob *Workum ~Workum RK 29-01-1771 (meter: Sietske Jans) |
 |
 |
d. Bauke *Workum ~Workum RK 18-02-1773 (meter: Aafje Jans) zie 2 |
 |
 |
e. Anne *Workum ~Workum RK 06-07-1776 (meter: Saakje Jans) |
 |
 |
f. Gosse *Workum ~Workum RK 21-10-1779 (meter: Antgie Bonnes) |
 |
 |
g. Jantje *Workum ~Workum RK 05-02-1781 (meter: Ietje Jans) |
 |
 |
h. Antje *Workum ~Workum RK 16-07-1783 (meter: Saakje Jans) dienstmaagd te Pingjum (1825) x Wonseradeel 21-01-1826 Douwe Joostes Houtsma *Almenum, 30 jr, molenaarsknegt te Kimswerd, weduwnaar van Marijke Dirks Pelsma (+Almenum 17-04-1825) |
 |
 |
6 Jan Ibes/Ybs/Ybes +Gaast 01-11-1781 |
 |
 |
Woont te Gaast (1764, 1771); 2e x Gaast Ned Herv 19-04-1777 Geertje Sijbols hij is mr. Timmerman te Gaast en zij is weduwe van Harmen Houtwijk (1777) |
 |
 |
x Wonseradeel (Gerecht) 18-02-1764 |
 |
 |
7 Grietje Alberts * Makkum ~Makkum RK 06-03-1728 |
 |
 |
Geboren te Makkum en aldaar gedoopt in de Rooms Katholieke Kerk, meter is Gritie Hanses (1728); Woont te Makkum (1764); Woont te Gaast (1771) |
 |
 |
Kinderen |
 |
 |
a. Feijkjen *Gaast ~Makkum RK 24-04-1766 (doopheffer: Tietske Harings, in wiens plaats: Lisabeth Wibrants) |
 |
 |
b. Ibe * Gaast ~Makkum RK 22-08-1767 (doopheffer: Pieter Sitses) |
 |
 |
c. Weltje *Gaast ~Makkum RK 22-07-1771 (doopheffer: Wibkjen Lolles) zie 3 |
 |
 |
IV |
 |
 |
8 Jan Symons/Simens |
 |
 |
Wees te Folsgare (1720); Wonende te Hidaard (1729); Getuigen bij huwelijk in Roodhuis zijn Acke Ales en Jildouw Obbes (1729); Jan Simens sijn Vrouw
kinders, Aantal personen 8. Parrega (1744); Gealimenteerde te Parrega (1749); Echtelieden te Parraga en aldaar voor lange tijd overleden (1825) |
 |
 |
x Roodhuis RK 12-06-1729 en Hidaard Ned.Herv. 12-06-1729 |
 |
 |
9 Antie Ariens *1704/1705 |
 |
 |
Wonende te Folsgare (1729); Getuigen bij huwelijk in Roodhuis zijn Acke Ales en Jildouw Obbes (1729); Echtelieden te Parraga en aldaar voor lange tijd overleden (1825) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Tettie ~Blauwhuis RK 11-0-1730 (getuige: Sioek Ariens) |
 |
 |
b. Simon * Parrega ~Blauwhuis RK 28-05-1732 (getuige: Simon Jans) |
 |
 |
c. Sitske *Parrega ~Blauwhuis RK 19-02-1734 (getuige: Sitske Sakes) |
 |
 |
d. Arien * Dedgum ~Blauwhuis RK 18-02-1737 (getuige: Jacob Ariens) zie 4 |
 |
 |
e. Wilmke *Parrega ~Blauwhuis RK 18-07-1739 (getuige: Bregt Ariens) |
 |
 |
f. Afke *Parrega ~Blauwhuis RK 14-11-1741 (getuige: Renske Simons) |
 |
 |
g. Saekjen *Parrega ~Blauwhuis RK 25-11-1745 (getuige: Anske Simens) |
 |
 |
h. Afke * Parrega ~Blauwhuis RK 13-11-1751 (getuige: Anske Symons) |
 |
 |
10 Klaas/Claas Rinnerts + vóór 1748 |
 |
 |
Ferwoude, Stemnr. 17, 1 stem, de vrouw is papist (1728); Claas Rinnerts cum. Soc. 15 pondemaat bouland onder Workum (1742); woont te Ferwoude, aantal personen: 8 Toegezegd bedrag £ 12:0:0 (1744) |
 |
 |
x Ferwoude Ned.Herv. 16-04-1719 |
 |
 |
11 Wijpkjen/Wijb/Wieb/Wypk Jans +1751/1752 |
 |
 |
De vrouw is papist, wonende te Ferwouder (1728); Woont te Ferwoude op nummer 10 (later wordt het nummer gewijzigd 8) (1747-1752). In leven echtelieden te Ferwoude en aldaar voor lange jaren overleden (1825) |
 |
 |
a. Rinnert ~Gaast Ned.Herv. 03-02-1721 |
 |
 |
b. Jantjen ~Ferwoude Ned.Herv. 02-08-1722 |
 |
 |
c. Rinnert ~Gaast Ned.Herv. 23-02-1727 |
 |
 |
d. Jantie ~Workum RK 27-06-1729 (vader is niet RK; meter Lieuwkje Pieters) |
 |
 |
e. Rinnert ~Ferwoude Ned.Herv. 03-06-1730 |
 |
 |
f. Jantie ~Workum RK febr. 1732 (vader is niet RK; meter Hinke Siebrens) |
 |
 |
g. Jantie ~Workum RK 16-03-1734 (vader is niet Rk; meter Hinke Siebrens) |
 |
 |
h. Rinnert ~Ferwoude Ned.Herv. 24-02-1737 |
 |
 |
i. Baukje *Workum ~Workum RK 06-01-1741 (vader is niet RK; meter Bauk Pieters) |
 |
 |
j. Jtje *Workum ~Workum RK 24-11-1743 (vader is niet RK; meter Sipkje Wiebrens) |
 |
 |
12 Yeb Jans |
 |
 |
x |
 |
 |
13 .... |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan Ibes/Ybs/Ybes +Gaast 01-11-1781 zie 6 |
 |
 |
14 Albert Alberts |
 |
 |
x |
 |
 |
15 Weltie Hanses |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Albert *Makkum ~Makkum RK 16-10-1724 (peter: Hans Fockes in wiens plaats Gritie Hanses) |
 |
 |
b. Albert *Makkum ~Makkum RK 20-03-1726 (meter: Hans Fockes in wiens plaats Gritie Hanses) |
 |
 |
c. Gritie *Makkum ~Makkum RK 06-03-1728 (meter Gritie Hanses) zie 7 |
 |
 |
d. Johanneske *Makkum ~Makkum RK 11-05-1731 (meter: Antie Hanses in wiens plaats Thrjntie Gaatsis) |
 |
 |
e. Hans * Makkum ~Makkum RK 10-10-1732 (meter: Antie Hanses) |
 |
 |
16 Siemen/Simon Jans/Jansen |
 |
 |
Wonende te Rien (1702); Getuigen bij huwelijk zijn Albert Martens en Johannes Romkes (1702) |
 |
 |
x Roodhuis RK 24-05-1702 en Hennaarderadeel Gerecht 24-05-1702 |
 |
 |
17 Sietske/Cietske Sakes/Saekes/Zakes |
 |
 |
Wonende te Oosterend (1702); Getuigen bij huwelijk zijn Albert Martens en Johannes Romkes (1702) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan zie 8 |
 |
 |
b. Saeke *Rien ~Roodhuis RK 26-07-1716 (peter: Sybe Saekes) |
 |
 |
c. Reynsk * Rien ~Roodhuis RK 09-09-1718 (peter: Grietje Saekes) |
 |
 |
d. Ansk *Rien ~Roodhuis RK 08-08-1722 (meter Siewke Pieters, gehuwd met Sintje) |
 |
 |
18 Arien/Arjen Ariens/Arjens +vóór 27-01-1720 |
 |
 |
2e x Yttie Jaitses + begraven te Roodhuis RK 07-12-1719 Om boedels te redden, gerecht. te laten beschrijven en bij boelgoed te verkopen.(zie ook akte 217) Naast de voogden voorts Claes Riencx, Scharnegoutum en Hessel Pijters, Folsgare als Roomsgezinde armvoogden en notaris Folkerus Posselman, fiscaal vermits men niet wist hoe en wat staet de resp. boedels van wijlen Arjen Arjens en Yttie Jaitses, in tijden echtelieden te Folsgare, der voorschreven kinderen overleden vader en moeder elk in hun respect, ook niet of de minderjarig sich door curatele als erfgenamen souden gedragen soo van de boedels van Arjen Arjens en Tettie Jacobs als van Johan Tjercx en Yttie Jaitses, gedesolveert bij provisie tot conservatie van de resp. boedels dat Claes Riencx en Hessel Pijters tot curatoren souden worden geauthoriseerd om de boedels te redden, de goederen gerechtelijk te laten beschrijven en bij boelgoed te vercopen, mits doende daaraf naderhands rekening, bewijs en relique sampt betaling aan diegene die daartoe gerechtigd bevonden worden... Curator: Allert Piers te Rien en Jelte Wopkes (beide aangetrouwde ooms). |
 |
 |
x |
 |
 |
19 Tettie Jacobs |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Arjen *1703 17 jaar op 27-01-1720 x Bregt Wiebes (wonen te Scharnegoutum 1737) |
 |
 |
b. Antie *1705 15 jaar op 27-01-1720 zie 9 |
 |
 |
c. Aafke *1710 10 jaar op 27-01-1720 - +Nijland 01-06-1761 |
 |
 |
d. Siucke *1711 9 jaar op 27-01-1720 e. Jacob *1712 8 jaar op 27-01-1720 |
 |
 |
V |
 |
 |
24 Jan Yebs/Ybes |
 |
 |
Wonende te Gaast (1723); 2e x Gerecht Wonseradeel 15-08-1732; Afke/Aafke Tjerks te Abbega, Jan Ybs van Gaast is weduwnaar. Kind: Grietie *Gaast ~Makkum RK 30-08-1733; Aantal personen 3 te Gaast (1744); Welgesteld timmerman te Gaast (1749) |
 |
 |
x Gaast Ned. Herv 23-05-1723 |
 |
 |
25 Heebeltje/Haebeltje Sikkes |
 |
 |
Komt van Schettens (1723) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Ide (= Ibe ?) *Gaast ~Makkum RK 08-12-1728 (peter Ide Sikkes in wiens plaats Jantie IJbs) zie 12 |
 |
 |
28 Albert
. |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Albert zie 14 |
 |
 |
30 Hans Eeuwes *Harlingen ~Harlingen RK 04-10-1687 |
 |
 |
Geboren te Harlingen en gedoopt in de Rooms Katholieke Kerk aldaar, getuige: Allaert Kerckman (1687) |
 |
 |
x |
 |
 |
31 Grietje (?) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Weltje zie 15 |
 |
 |
b. Gritie/Grittie/Grietie x Franeker RK 04-04-1728, Peins-Zweins Ned.Herv. 02-05-1728 Bauke Dierckx (wonen te Kingmatille 1729, 1731, 17330. Kinderen: Grietie *Kingmatille 27-10-1729 ~Franeker RK 27-10-1729, Dierck *Kingmatille 19-08-1731 ~Franeker RK 19-08-1731, Joannes *Kingmatille 20-05-1733 ~Franeker RK 20-05-1733, Trijntje *Kingmatille ~Dronrijp RK 23-03-1735. |
 |
 |
c. Antie x Makkum RK 31-10-1733 Gerrit Deuriks (vader is niet Rooms Katholiek, wonen te Makkum 1734, 1737, 1740). Kinderen: Hans *Makkum ~Makkum RK 31-07-1734, Hans *Makkum ~Makkum RK 05-11-1735, Hans * Makkum ~Makkum RK 03-11-1737, Deurik *Makkum ~Makkum RK 15-03-1740, Fokke *Makkum ~Makkum RK 17-10-1744 |
 |
 |
d. Trintie |
 |
 |
36 Arien
. |
 |
 |
x |
 |
 |
37
. |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Arien/Arjen Ariens/Arjens +vóór 27-01-1720 zie 18 |
 |
 |
b. Gels/Gelske (woont te Ysbrechtum 1697) x Roodhuis RK 03-03-1697 Allert Piers wonende te Itens (1697); Allert Piers +Rien begraven te Roodhuis 31-03-1741 |
 |
 |
c. Sytske (woont te Goutum 1710) x Goutum Ned Herv 22-06-1710 Jelte Wopkes wonende te Teerns. |
 |
 |
VI |
 |
 |
48. IJb Jans |
 |
 |
2e x Wonseradeel Gerecht 18-01-1710 Geertie Tieerds wonende te Gaast, aangegeven door mr. G. Binsonides, IJb Jans is weduwnaar (1710) |
 |
 |
x |
 |
 |
49 Feikjen (?) |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Jan zie 24 |
 |
 |
b. Jantie x Hauk/Houke Haijes (wonen te Gaast, gealimenteerde te Gaast 1749) |
 |
 |
c. Reinouw x Jackle/Jakle Hermes/Harmens (wonen te Senmeer 1743 en Westhem 1747; Gering boer te Sensmeer 1749) |
 |
 |
d. Siouk x Betse Tierks (Betse is Gereformeerd; wonen te Gaast, zeer gering arbeider 1749) |
 |
 |
60 Eeuwe Hanses |
 |
 |
x Harlingen Gerecht 12-07-1684 |
 |
 |
61 Weltie Simens |
 |
 |
Kinderen: |
 |
 |
a. Hans *Harlingen ~Harlingen RK 04-10-1687 (getuige: Allaert Kerckman) zie 30 |
 |
 |
b. Jancke *Harlingen ~Harlingen RK 15-08-1690 (getuige: Jeske Hanses) |
 |
 |
c. Simon *Harlingen ~Harlingen RK 06-03-1692 (getuige: Jan Lammerts) |
 |
 |
d. Janck *Harlingen ~Harlingen RK 06-06-1697 (getuige: Mayke Henderickx) |
 |
 |
VII |
 |
 |
120 Hans Eeuwes + ná 21-01-1665 en vóór 28-09-1668 |
 |
 |
Woont te Harlingen (1647); Hans Euwes koopt de helft van 4 huizen in de omgeving van het Scheffersplein 27 te Harlingen, een groot nieuw huis en nog 3 kleine, ten N. van het nieuwe huis en mouterij, met nog een steeg erachter noordwaarts gelegen, bij de Soutdragersbrug nabij de Franekerpijpen. Ten N. Leeucke Martens, ten Z. erven Hendrick Hansen, ten W. de straat, ten O. de Lange steeg, ten dele het huis van wl. Hendrick Hansen. De eigenaars van het volgende (naaste?) huis, waar 'de Ooievaar' uithangt, zijn gebonden aan veel bedingen over de bebouwing van hun achterterrein. Gekocht van erven Feycke Everts, voor 869 gg. (03-01-1657); De vrier woningen worden weer verkocht. Doede Hendrix, koopman, koopt 4 aan elkaar staande huizen, woningen en erven c.a. met de inventarissen, behalve de kleerstokken en datgene wat van de huurders is, bij de Zoutdragersbrug. Ten O. het huis 'de Ooievaar' en de Zoutsteeg, ten W. de Zoutsloot en de straat (Scheffersplein), ten Z. Haye Ruurdts, trekschipper, ten N. de koper. Zie de voorwaarden in de acte. Gekocht van Allert Kirchman, hovenier v.d. Stad, voor 1650 cg. (04-09-1692) |
 |
 |
x Harlingen Ned. Herv. 31-10-1647 |
 |
 |
121 Jisck Ockes/Oebels +vóór 28-09-1668 |
 |
 |
Woont te Harlingen (1647 Kinderen: |
 |
 |
a. Jeske/Ieske +Harlingen 19-12-1694 x Harlingen Gerecht 14-03-1691 (ondertrouw), Harlingen RK 29-03-1691 Jan Lammerts (van Harlingen) |
 |
 |
b. Eeuwe zie 60 |
 |
 |
c. Geertje *1648/1649 - +begraven op het Jacobijner Kerkhof te Leeuwarden 11-10-1688. Na de dood van haar ouders wordt Geertie ingeschreven in het Nedergerecht van Harlingen, 19 jaar weeskind, Hans Eeuwes, vader, en Jisck Oebels, moeder. Eelco Rinnerts koopman curator over personen en goederen (28-09-1668). x Harlingen Gerecht 31-05-1684 Allaert/Allert Kirchman/Kerckman/Kerkman, hovenier van de stad Harlingen (+Leeuwarden 1706) wonende te Harlingen (1684): Kind Geertie (~Harlingen RK 17-04-1687, getuige Antie Elcoma) |
 |
 |
Bronnen: |
 |
 |
www.allefriezen.nl |
 |
 |
www.kleinekerkstraat.nl |
 |
 |
www.tresoar.nl |
 |
 |
Huis- en woonregisters van Workum |
 |
|
|
 |
 |
Bronnen: Delpher, Samarangsch Advertentieblad, Leeuwarder Courant, Fenno L. Schoustra; Moord en doodslag in Friesland, Simon Vuyk; De blikken dominee, Harlinger Courant. |
 |
 |
Met dank aan: Jeanine Otten, Anneke Visser, Carla Gonggrijp, Gerrit Twijnstra. |
 |
|