 |
Houtzaagmolens in Workum |
 |
 |
In 1682 kreeg Bernardus Schotanus van de Gedeputeerde Staten van Friesland opdracht de grietenijen van Friesland in kaart te brengen. Op de kaarten moest o.a. nauwkeurig aangegeven worden "de water & windmolens, schansen, soo gewesene als noch in weesen, onder hare teikenties aangewezen" |
 |
 |
Bernardus Schotanus: fragment grietenijkaart Hemelumer Oldephaert 1683 |
 |
 |
In 1683/84 bezocht Schotanus de grietenij Hemelumer Oldephaert. Aan de bovenkant van deze kaart is Workum en omgeving getekend. Aan de noordkant van de stad vinden we in de omgeving Hollemeer en Trekvaart maar liefst vijf houtzaagmolens en dat was in Friesland een zeer uitzonderlijk hoog aantal. Voor 1593 werd hout dat nodig was voor scheepsbouw, huizenbouw en waterstaatkundige werken met de hand gezaagd. Een zwaar en tijdrovend karwei. In de snel expanderende economie van de Nederlanden steeg de vraag naar gezaagd hout voortdurend. En dus werd in hoog tempo gezocht naar methoden om hout mechanisch te zagen. Gebruik maken van windenergie was de enige weg. Watermolens en graanmolens deden al jaren tot ieders voldoening hun werk. |
 |
 |
Dit type molen werkte volgens het roterend principe. De roterende hoofdas zet de koningsspil in beweging, die op zijn beurt bij de graanmolen de molensteen in beweging brengt. Cornelis Cornelisz uit Uitgeest bracht, als eerste in 1593, dit roterende principe over op een as met meerdere bochten of krukken, waardoor een op- en neergaande beweging ontstond. Met de aan deze krukas verbonden zaagramen kon gezaagd worden. De ontdekking had revolutionaire gevolgen voor de economische bedrijvigheid in de Nederlanden. In 1730 stonden er in de Zaanstreek 252 houtzaagmolens. In Rotterdam 18 en in Hoorn 5. De houtzaagmolens in de Zaanstreek verwerkten enorme hoeveelheden hout, dat werd ingevoerd uit Noorwegen. Veel Friese schippers waren betrokken bij de aanvoer, vooral schippers uit Hindeloopen. |
 |
 |
Een filmpje van houtzaagmolen De Jager te Woudsend |
 |
 |
Uit statistieken en onderzoeken blijkt dat in de 17e eeuw Workum van de Friese steden en dorpen de tweede plaats inneemt. In tegenstelling tot Hindeloopen ontwikkelde zich in Workum een grote houtverwerkende nijverheid. Rond 1700 staan in Workum tien houtzaagmolens en er wonen vele welvarende houtkooplieden in de stad. Waarom de houtverwerkende nijverheid zo'n hoge vlucht neemt in Workum, is niet duidelijk. Gunstige vestiging, gemakkelijke aanvoerroute over de Zuiderzee, goede afzetmogelijkheden in de omgeving behoren tot de mogelijke antwoorden op deze vraag. Zeker is dat nader onderzoek nodig is voor het definitieve antwoord. Zeer waarschijnlijk bouwde Sipke Reins in 1644 de eerste houtzaagmolen in Workum. De molen stond aan de noordwestkant van de Hollemeer. Afspraken die tijdens de bouw in 1644 gemaakt waren met de eigenaresse van het land waarop men de molen bouwde, werden in een verkoopacte uit 1664 nog eens vastgelegd: "de sloot ofte ingloedinge (?), waer door de balcken ter moolen gebracht worden, ende uijt voorschreven Lamcken Landt gegraven, met aerde wederom te dichten ende te slechten, volgens akte van 9 september 1644". |
 |
 |
Op de kadasterkaart van 1828 is de molen reeds lang verdwenen, maar de molensloot ligt er nog. De afspraken over het dichten van de molensloot zijn in de loop der jaren in het vergeetboek geraakt. In 1652 verkocht Sipke Reins de helft van de molen aan Jan Comelis Tromp voor 1010 car. gids. Toen die in 1664 overleed, was zijn vrouw gedwongen de helft van de molen te verkopen, om zich daarmee de schuldeisers van het lijf te houden. Jan Siewerts kocht de molen voor 595 goudguldens van 28 st., hetgeen overeenkomst met 833 caroli guldens. In 1695 zag Douwe Sibbles Bantstock, burger en fluitschipper binnen Workum wel brood in de molen. Hij kocht de halve molen voor 1650 caroli guldens. In dertig jaar was de prijs bijna verdubbeld, een teken dat de houtzagerij in die jaren een winstgevende onderneming was geworden. |
 |
 |
Fragment van de eerste kadasterkaart uit 1828. |
 |
 |
Te zien zijn de houtzaagmolen plus bijgebouwen achter het Dwarsnoard |
 |
 |
Geen wonder dat er in de periode 1676 tot 1708 nog eens vijf houtzaagmolens werden gebouwd. Op de hoek van Vliet en Dolte bouwde Douwe Taedtses er een. De gebroeders Simon, Melcher en Heere Jaens bouwden in 1699 de voor oudere Workumers bekende houtzaagmolen van Fekkes. Aan de Brandeburrevaart verrees eveneens een houtzaagmolen en ook dichter naar de stad toe, langs de Oude Weg, werd er een gebouwd. Achter het voormalige Bolwerk (nu Algeraburren) werd in 1707 de tiende en laatste houtzaagmolen gebouwd. Workum was, zo mogen we concluderen, in die jaren een regionaal centrum voor houtverwerking en de houtkooplieden deden goede zaken. |
 |
 |
Foeke Ruerdts was zo' n hout koopman die uiterst succesvol was. Dankzij zijn instinct voor zaken en een fijne neus voor het sluiten van het juiste huwelijk, slaagde hij erin om in betrekkelijk korte tijd een bloeiende onderneming op te bouwen. Door zijn huwelijk met de enige dochter van houtzaagmolenaar Sijbolt Sjoerds erfde hij omstreeks 1690 de houtzaagmolen achter het Dwarsnoard (op de plaats waar nu de garage van Siemonsma staat). Sjoerds had in de jaren 1677-1680 deze molen laten bouwen. Kort na 1690 doet hij de helft van de molen over aan Hessel Ockes. In het proclamatieboek staat het bedrijf als volgt omschreven: "de halve houtzaagmolen de Ossekoot genaemt, sampt de helfte van beidde huijsen, te weeten het moolenhuijs ende helfte van het huijs bij Foeke Ruerdts bewoont, gelijck mede de helfte van 't loodts 't welck nieuw aangebout sal worden". De prijs bedroeg 2300 car. guldens. Dankzij dit succes op zakelijk gebied steeg Foeke Ruerdts snel op de maatschappelijke ladder. Hij nam in deze jaren de geheel toepasselijke achternaam Saagmans aan. In 1691 trad hij toe tot de vroetschap van de stad. Van 1695 tot 1698 was hij burgemeester. In deze regentenkringen ontmoette hij ongetwijfeld de enige dochter van zijn collega burgemeester Floris Houcama, die het beroep van apotheker uitoefende en zeer welgesteld was. In 1695 huwde hij Bauckien Floris Houcama. In 1703 verkocht Foeke Ruerdts de andere helft van de molen aan Hessel Ockes. Uit de verkoopakte blijkt dat er in de tien jaren die verstreken waren, flink is gebouwd aan de molen achter het Dwarsnoard. In de verkoopakte wordt melding gemaakt van drooghuizen, een koetshuis, een paardestal en golgen (?). De verkoopprijs bedroeg 1775 caroli guldens. De gehele molen kostte Ockes dus ruim 4000 caroli guldens, een flinke som geld voor die tijd. In 1706 kochten Foeke Ruerdts en zijn zwagers Saaling Hessels Bruninga en Jaan Hessels de helft van de zeven jaar oude houtzaagmolen aan de Oostkant van de Dolte vlak achter Algeraburren (Fekkes molen) voor 2600 caroli gulden van de gebroeders Jaens, tevens scheepstimmerlieden met een grote werf op het Súd. Kort daarop kocht dit drietal vrijwel zeker ook de andere helft aangezien de molen in het testament van de gebroeders Jaens in 1709 niet meer voorkomt. Meteen daarop startte Foeke Ruerdts Saagmans de bouw van nog een houtzaagmolen in de omgeving van het voormalige Bolwerk. |
 |
 |
Workum omstreeks 1750 gezien vanuit het oosten. |
 |
 |
Duidelijk zichtbaar de vele molens, waaronder de houtzaagmolens (tekening Fries Museum) |
 |
 |
In 1709 namen hij en Saaling Hessels Bruninga tevens de scheepshelling van de gebroeders Jaens over op. het Súd. Ten zuiden van de "Fekkes molen" bouwde Foeke Ruerdts een scheepshelling. De eveneens in zijn bezit zijnde scheepshelling tegenover de Paardestal aan de oostkant van de Dolte werd om onduidelijke reden omgebouwd tot houtstek. Toen hij in 1712 overleed, bezat hij op Algeraburren vele huizen, twee houtzaagmolens een houtstek en twee scheeptimmerwerven die tot de grootste van Workum gerekend mogen worden. Het succes van Foeke Ruerdts viel precies in de periode die voor de houtzaagnijverheid het succesvolst was. In het register van personele goedschatting is duidelijk waar te nemen dat het vermogen van Saagmans in de loop der jaren flink groeide. In 1692 gaf hij op 4500 car. gulden te bezitten. In 1697 was het vermogen gedaald tot 3500 car. gld, maar in 1706 verdubbeld tot 8000. In werkelijkheid zal het vermogen van Foeke Ruerdts veel meer zijn geweest. In het algemeen wordt aangenomen dat vrijwel iedereen minder opgaf, dan dat hij bezat. |
 |
 |
Behalve dat de houtzaagnijverheid voor welvaart zorgde, bracht het ook overlast met zich mee. In 1662 besloot de Workumer magistraat paal en perk te stellen aan de uitbreiding van bedrijfsgebouwen (vooral houtstekken) in de stad zelf. Aan de westen noordkant van de Wijmerts mocht geen huis meer worden afgebroken om er een houtstek van te maken. Aan de zuiden oostkant mocht dat nog wel en we vinden de houtstekken dan ook aan de zuidkant van het huidige Dwarsnoard en aan de oostkant van de Wijmerts. De gedempte wijk achter het Dwarsnoard kreeg in deze eeuw niet voor niets de naam Balkfinne. In 1709 werden de houtkopers gesommeerd hun balken uit de Grote Dolte en publieke vaarten te halen. Het dagelijkse scheepvaartverkeer ondervond er teveel hinder van. In 1726 was het opnieuw raak: schippers en andere ingezeten van de stad klaagden dat de houtkopers en scheepstimmerlieden met hun balken en af te timmeren schepen de doorvaart versperren. Houthandelaren Lolle Nauta, Dirk Hinlopen, Durk Heeres, Abe Hiddes Cat en Sipke Epkes werden ernstig verzocht stremming te voorkomen. In 1730 werd het de houtzaagmolenaars verboden nog langer hun zaagsel in "de meer tot Workum " te gooien omdat het " veele droogtens in de meer" zou veroorzaken. Veel helpt het niet, want in 1737 wordt het hen weer verboden en in 1738 nogmaals. |
 |
 |
de "Fekkesmole" (gebouwd in 1699) gezien vanuit het noordwesten (± 1920) |
 |
 |
de "Fekkesmole" (gebouwd in 1699) gezien vanuit het zuidoosten |
 |
 |
In 1716 zien we de eerste tekenen van verval. De houtzaagmolen van Rinnert Anskes aan de Oude Weg werd afgebroken. In 1723 brandde de molen van de weduwe van Douwe Taedtses (Noordkant Vliet/oostkant Hollemeer) tot de grond toe af en werd niet herbouwd. De waarschijnlijk oudste houtzaagmolen (zie hiervoor) werd in 1745 afgebroken. De molen oostelijk van het Tichelwerk (ongeveer op de plaats waar nu de provinciale weg de Trekweg kruist) komt vanaf 1750 niet meer voor in de diverse belastingcohieren. In 1753 was de houtzaagmolen naast de voormalige oliemolen rijp voor de sloop. In 1755 verdween de molen aan de Brandeburrevaart uit het landschap. |
 |
 |
In 1802 was de molen aan de oostkant van de Hollemeer (tegenwoordig woonhuis van Jopie Huisman) aan de beurt. En in 1806 de molen achter Algeraburren. Twee houtzaagmolens bleven voorlopig hun werk doen. De molen achter het Dwarsnoard tot waarschijnlijk omstreeks 1850. De "Fekkes molen" hield 't het langst vol: pas in 1953 werd dit markante bouwwerk voorgoed van de lijst van Workumer monumenten geschrapt. |
 |
 |
G. Groenhof, januari 1994 |
 |
|