De trekschuit (1828)
Merk 4
8711 CL Workum / Warkum
tel. 0515 - 54 12 31




Uit de oude doos

Tussen de boeken en documenten die ons museum rijk is, vonden we het boekje

ERNST EN LUIM
Herinneringen uit de school en het leven van een 80-jarige oud-hoofdonderwijzer Geschreven door B.L. van Albada
1875.

Twee stukjes in het boek gaan over de trekschuit (anno 1828), die voer tussen Bolsward en Workum.

Solicitatie te Workum (blz 147) en
Aankomst te Workum (blz 155-156).

de Workumer Peerdestal te Bolsward, "het Oortje" genaamd
(afgebroken in 1944)

Solicitatie te Workum  

Om half twee kwamen we te Bolsward, gebruikten in der haast een bittertje in `t “Roodhert” en stapten een half uur daarna in den achtersteven van de jaagschuit naar Workum. Onderweg sloegen we een schoon, doch lastig natuurverschijnsel gade. Langer dan een halfuur varens omwolkte ons nu en dan een zwerm ephemeren, (dagvliegers, Oeveraas) insecten, zooals men weet, die slechts een dag leven, hun rein, zilverwit kleedje afleggen en dan sterven. Misschien hadden windstilte en zonnewarmte hier leven en dood bespoedigd. Onze hoeden en bovenkleeren waren letterlijk als bezaaid met afgestroopte maskerhuidjes, waarvan we bijna niet konden zuiveren. De entograaf zou hier interressante waarnemingen hebben kunnen doen.

Tegen vier ure stapten we te Workum aan wal en begaven ons naar 't logement: “de Gouden Leeuw”, waar we een 5-tal solicitanten aan een warm maal vonden zitten, waarvan ook wij gebruik maakten. Na den maaltijd gingen we gezamenlijk eene wandeling doen langs de stad, bezagen de kerk en het orgel, bezochten de vakante school en maakten onze aan- en opmerkingen.

de Trekschuit aangemeerd bij de Worcumerpeerdestal (±1870)


Aankomst te Workum  

Dit discours voerden we toen we kalm voortdreven in de trekvaart tusschen Parrega en het Workumertolhek. De N.O. wind, die ons den heelen dagdienstvaardig had voortgestuwd, was ingesluimerd als of hij aarzelde om ons verder te voeren. De zon, die op den vollen dag eene warmte van meer dan 80 graden Fahr. had ontwikkeld, neigde ten ondergang en speelde met haar laatste stralen op de vergulden windvaan van den Kapelletoren, dien we nu, op de hoogte van `t “Sur-end”, konden waarnemen. Van dit punt konden we het Workumermeer in zijne volle uitgestrektheid overzien, en daarachter den albezielenden vuurbol zien verdwijnen. Weldra waren we ook het Tolhuis en 't “Waanvliet” gepasseerd en hadden nu een open gezicht op het Noordeinde der stad en op den Oliemolen van den heer Potma en op den houtzaagmolen van den heer Deinum.

Van tijd tot tijd had ik stilzwijgend opgemerkt dat vrouwlief in eene weemoedige stemming verviel en nu en dan een traan wegpinkte. Hiertegen moest een huismiddeltje worden aangewend. Ik nam de viool, die ik altijd wel besnaard bij de hand had, en begon eene allegro te spelen en daaronder met ons driejarig dochtertje nevens mij, een couplet uit het avondlied van van Alphen te zingen.

“Het sterrengeflonker
vervrolijkt het donker,
de lichtende maandag
begint op de weiden
haar glans te verspreiden
en speelt door de blaan”. enz.

Dit intermeszo had geholpen en eer we er aan dachten voeren we voorbij de “Lange brug” en lagen onmiddellijk daarna voor de “Worcumerpeerdestal” aan wal. Hier, op en aan de “Leugenbank” waren hulpvaardige handen genoeg aanwezig, om ons langs de “Wymers” tot voor onze deur te loodsen. Een jongen was reeds vooruit gezonden, die spoedig terug kwam van den bouwmeester met den sleutel van ons huis c.a. binnen een uur tijds stonden de grootste meubels op hun plaats en lagen de kleinere op en door elkander in 't schoolvertrek. Met een paar mooie guldens en eenige glazen vurig vocht beloonde ik de acht welwillende helpers.  

Workum
(De Worckummer Peerde Stal, Trekwei 1a, Workum)
Bolsward
(Museum Stadhuis Bolsward)