Kindermoord in It Heidenskip (1718) |
Merk 4
8711 CL Workum / Warkum
tel. 0515 - 54 12 31
|
|
KINDERMOORD IN IT HEIDENSKIP!!!
KINDERLIJKJE GEVONDEN IN DE RIETPOEL!!!
Met vette koppen in de krant zonder twijfel met een televisieteam, dat de geschokte omwonenden interviewt en opnamen maakt van de plaats van het misdrijf. Zo zou in onze tijd zijn gereageerd op de gebeurtenissen, die zich in 1717 en 1718 hebben afgespeeld in it Heidenskip. Maar in die tijd bestonden er nog geen kranten, laat staan radio en televisie. Daarom kunnen we ons slechts een beeld vormen van de gebeurtenissen uit de verslagen van het proces, dat het Hof van Friesland heeft gevoerd tegen de verdachte Maritie Offes uit Wijckel. ![]()
Koaidyk 4, waar Leffert Jeekles en zijn vrouw Antie Oedzes Postma woonden
Op de boerderij, pal ten oosten van het Hofmeer, thans Koaidyk 4, woonde Leffert Jeekles met zijn vrouw Antie Oedzes Postma. Het was een boerderij van 200 pdm, die zich uitstrekte tot aan de vogelkooi en de Rietpoel in het oosten en was daarmee een van de grootste boerderijen in it Heidenskip. Op deze boerderij hebben sinds 1776 vele generaties Gerritzen gewoond en geboerd. In mei 1717 namen Leffert en Antie aan als inwonende dienstbode, Martina Offes uit Wijckel. Na verloop van tijd maakte Leffert tegen zijn vrouw de opmerking, dat hun dienstbode wel erg in omvang toe nam en hij zich afvroeg; "of dat wel regte groeijsaamheit mogt sijn". Martina was echter geen katje om zonder handschoenen aan te pakken en Antie had al ervaring opgedaan met haar scherpe tong, zodat ze weinig zin had, hier over opmerkingen te maken. Toen ze er later toch tegen haar dienstbode over begon, kreeg ze van haar ten antwoord, dat ze een tijd geleden erg was geschrokken van een manspersoon uit Sint Nicolaasga en dat ze daardoor niet meer menstrueerde. Op de opmerking, dat ze toch wel erg groeide en vet werd, gaf Martina ten antwoord, dat ze wel voor zichzelf kon zorgen en dat niemand zich met haar hoefde te bemoeien. ![]()
it Heidenskip anno 1718
1. de boerderij van Leffert Jeekles en Antie Oedzes Postma (Koaidyk 4)
2. de Rietpoel (tegenwoordig 'de Boskjes' en de 'Reidpôle' genaamd)
3. de boerderij van Trijn Sipkes (Koaidyk 11, 'de Bakkerspôle' genaamd)
4. de vogelkooi (nu een weiland, 'de Koai' genaamd)
Zo werd het februari 1718 en op een zaterdag liet Martina bij haar normale werkzaamheden, zoals het voederen van de koeien, verstek gaan en verscheen niet bij het avondeten, omdat ze zo misselijk en koud was en daarom in het hooi was gaan liggen. Toen Leffert al naar bed was gegaan, kwam zijn vrouw bij hem met de mededeling dat ze bij de dienstmeid was geweest en dat ze ongerust was, omdat deze nog steeds in het hooi lag en erg naar was en beefde. Leffert trok wat kleren aan en ging met zijn vrouw mee. Samen brachten ze de dienstmeid naar haar slaapvertrek bij de koeien in het bûthús. (De nederlands-talige klerk van het Hof spreekt van het "buitenhuis".) Ze legden er een paardedek en een zak op het bed omdat Martina naar zij meedeelde "sulck een swre vloed hadde bekomen, waardoor haar bed en legerplaats soude bevuijlt worden". Ook de volgende dag bleef Martina op bed liggen, misselijk en zwak, doch 's maandags was ze weer present en deed haar werk met karnen en anderzins naar behoren. Enkele dagen later gaat ze met toestemming van haar "brootheer en brootvrouw" naar Wijckel 3 à 4 dagen logeren bij haar zuster. Na haar terugkeer verkeerde ze in goede staat en met een beter figuur dan ze voor die tijd had. ![]()
Koaidyk 11, de Bakkerspôle. Hier woonde de buurvrouw Trijn Sipkes
Grote opschudding ontstond in de buurt, toen in het laatst van mei 1718 een drijvend babylijkje werd gezien in de Rietpoel. Antie ging met haar buurvrouw Trijn Sipkes, die op de boerderij. thans Bakkerspôle, woonde, bij de poel kijken, of daar een verdronken kind lag. Dezelfde dag nog werd de dorps- en schooldienaar te Nijega gewaardschuwd, maar die kon niet komen, omdat hij door de harde wind niet over de Fluessen kon varen. De volgende dag werd het lijkje, dat reeds in staat van ontbinding verkeerde, geborgen. Het was een meisje geweest, dat met een touw om haar halsje en met drie bakstenen verzwaard, was gedeponeerd in de Rietpoel. Normaal was de Rietpoel in de winter niet bereikbaar, omdat het omringende land dan onder water stond, maar gedurende een vorstperiode gaf dat geen problemen. Al snel viel de verdenking op Martina er werd zij ingesloten voor verhoor. Na het aanleggen van de duimschroeven bekende zij de dader te zijn, maar ze hield vol, dat het kindje dood was geboren. Van de getuigen werd de verklaring uitvoerig op schrift gesteld, waarna deze werd ondertekend. Antie kon echter haar naam niet schrijven en tekende in plaats hiervan een soort drie-armige kandelaar, waarbij een gerechtsdienaar schreef: "dit is Antie Oedzes Posthma's selfs gesette merk." ![]()
de Reidpôle en de Boskjes zijn overblijfselen van de voormalige Rietpoel
Uit het uitvoerige verslag van het proces voor het Hof van Friesland zijn de volgende passages: "Alsoo den Hove van Frieslandt uijt de confessie van Marijtie Offes van den dorpe Wijckel, tegenwoordigh gevangene, en andersins uijt de proceduren genoeghsaem gebleecken is, dat de gevangene haer buijtenegte heeft laeten beswangeren en ongeveer ses weecken na Olde Maij 1717 als dienstmaeght is komen wonen bij Leffert Jeekles en Antie Oedzes Posthma, egteluijden, woonaghtigh onder 't resort van Nijega in 't Heidenschip bij Workum, dat de gevangene dit haer swanger gaen verborgen heeft gehouden........ en voorgegeven dat sij van een manspersoon tot St. Nicolaasga was verschrikt geworden en daerdoor haar maendelijcke stonden waren opgehouden, dat de gevangene daerop omtrent Lightmis 1718 ten huijse van voorn. Leffert Jeekles de barensnoot is over gekomen en een doghter, die na de gevangene voor geven doot is geweest, ter werelt heeft gebraght, dat de gevangene als doen 't baren van dese doghter alsnogh aan niemant heeft geopenbaart, maer voorgegeven dat sij, gevangene haer ordinarige stonden weder hadde gekregen, dat de gevangene om dit haer geheijm baeren des te meer te bedekken, de nageboorte op 't hiem van haer brootheer heeft begraven en dit kint omtrent acht dagen op 't bedde verborgen, dat de gevangene na verloop van die tijt dit kint weder op een geheijme wijze van 't bedde heeft genomen, 't selve een touw met drie stenen daer om de hals gebonden en haer niet ontsien omme dit kint bij naght in een poel omtrent drie kampen landts van 't huijs van haer brootheer te steecken onder 't ijs in een bit, door de reijnvisschers in die poel gemaeckt...... soo is 't dat voorn. Hof op alles rijpelijck gelet en geconsidereert hebbende..... den voornoemden gevangene gecondemneert (veroordeeld) heeft en condemneert haer bij desen omme bij de scherpreghter op 't schavot geleijdet, aldaer strengelijck gegeselt, gebrandmerkt en daerna door de dienaeren van de justitie in 't Landschapstught- en werckhuijs gebraght te worden, omme aldaer te wercken de tijt van tien jaren. getekend: 26 nov. 1718. Vanuit de gevangenis schreef Martina een brief aan haar zuster in Wijckel, maar het is de vraag, of deze brief wel verzonden is. In deze brief laat ze weten: "dat ik noch in goede gesondtheid ben maar in een slegte staedt en ik sou hopen dat het met u.e. gesondheit ock so wese magh, was het anders het soude mij van herten let wesen om te horen." Voorts dringt ze er op aan, contact op te nemen met twee personen, die kunnen getuigen, dat "Greitie daar bij west is, die overleden is en sij hebbe het in een doss (doos) na ons eijgen legerstedt gebracht"..... Harich 12 jan. 1997 J.H. Wiersma |